Grote pimpernel - Poterium sanguisorba (Sanguisorba officinalis) --- (Rozenfamilie - Rosaceae) |
Bijenpant, drachtplant, vlinderplant |
|
Een overblijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: juni - september |
Bloem: roodbruin, bloeiwijze een ovaalvormige hoofdje, bloemdekbladen donkerrood, meeldraden 4 |
Blad: geveerd, grijsgroen, bladrand getand |
Vrucht: kokervrucht |
Overige: plant met kruipende wortelstok |
Hoogte: 0,5-1,2 tot 1,8 als tuinplant. |
|
|
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats: vochtige tot natte, matig voedselrijke zand-, zavel- en laagveenbodems; in weinig, of onbemeste hooilanden in rivier- en beekdalen, in bermen, op dijken en spoordijken, in greppels en aan sloot- en vijverkanten; zon-tb. |
Verspreiding in Nederland: in hoofdzaak in de kop van Overijssel, langs de Overijsselse Vecht, Midden-Brabant, Midden-Limburg. |
Toepassing: tuinen. Windgevoelig soort moet worden aangebonden; is in tuinen zeer reproductief. |
Beheer: 1 of 2 keer per jaar maaien. bij 2 x liefst gefaseerd. Komt na de 1e maaibeurt weer in bloei. |
Wilde solitaire bijen: zandbijen (Andrena) |
Dracht: nectar en oranjebruinachtig stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3. |
Combinaties voor ecologische tuinen: moerasspirea, grote wederik, koninginnekruid, grote kattenstaart, moerasandoorn. |
|
Platen (Bron rechts: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm; Carl Axel Magnus Lindman: Bilder ur Nordens Flora (1901-1905) |
|
|
Plant en hoofdje |
|
|
Graslandvegetatie |
|
|
Fragment |
|
|
Grote pimpernel met moerasspirea in een tuin |
|
|
Honingbij - |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|