Amandelwilg - Salix triandra
Wilgenfamilie Salicaceae |
Hommelplant, drachtplant, bijenplant |
|
Een heester |
Bloeiperiode: april-mei |
Bloem: Katjes gelijk met de bladen verschijnend, slank en kegelvormig; meeldraden 3; stijl kort of afwezig; schutblad geelgroen; honingklieren vr1/m2 |
Blad: blad langwerpig, gezaagd en naar de top toegespitst, zeer spaarzaam behaard/bijna kaal, 5 tot 10 cm lang en tot ca. 2 cm breed |
Vrucht: een doosvrucht, zaden met een haarkuif |
Hout: takken groenachtig tot roodbruin en kaal; bast afbladderend en daaronder oranjeachtige/kaneelkleurige vlekken |
Hoogte: tot 4,0 (5,0)m |
|
Milieu & groeiplaats: natte, voedselrijke bodems; langs oevers, in grienden en lichte loofbossen; zon-tb. |
Verspreiding in Nederland: vrij zeldzaam; ook aangeplant. |
Fauna: solitaire bijen, hommels, honingbijen. |
Toepassing: parken. |
Beheer: overgroeiing van andere bomen voorkomen, kan sterk worden ingesnoeid |
Wilde solitaire bijen: |
|
Zandbijen |
Andrena |
Verschillende soorten |
|
Lichte wilgenzandbij |
Andrena mitis |
(Westrich 1989) |
|
Roodbuikje |
Andrena ventralis |
(Westrich 1989) |
|
Dracht: nectar en geel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 5. |
|
Amandelwilg (Bron: O.W. Thomé Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz 1885, Gera, Germany) |
|
|
Twijg Amandelwilg met vrouwelijke katjes (overgenomen van: http://www.imagines-plantarum.de/) |
|
|
Mannelijk katje |
|
|
Bast afbladderend en met kaneelkleurige van de nieuwe schors |
|
|