Laurierwilg - Salix pentandra
Wilgenfamilie Salicaceae
Bijenplant, hommelplant, drachtplant
|
 |
Een Heester of boom |
| Bloeiperiode: april-mei ( juni) |
| Bloem: katjes verschijnen tegen het einde van de ontplooiing van het blad; meeldraden 5 (of meer); stijl kort of afwezig; schutblad geelgroen; 2 honingklieren |
| Blad: bladen zwak leerachtig, glanzend donkergroen, langwerpig en breed de vorm van laurierblaadjes, ca. 6-11 cm lang en tot 5 cm breed, bladrand is klierachtig gezaagd en aan de voet op de overgang van de bladsteel met 4 of meer knopvormige klieren |
| Vrucht: doosvrucht |
| Twijgen: twijgen glanzend roodbruin, kaal, in een jongstadium iets kleverig |
| Hoogte: tot ca. 12 m |
|
| Milieu & groeiplaats: op moerassige plaatsen, in duinvalleien, en oevers van rivieren; natte schrale graslanden; zon-tb. |
| Verspreiding in Nederland: vrij zeldzaam in Drenthe en aangrenzende gebieden en het Waddengebied; ook aangeplant. |
| Fauna: solitaire bijen, hommels, honingbijen. |
| Toepassing: parken, tuinen. |
| Beheer: als men op natte terreinen jonge bomen wil handhaven, eventueel zwarte els in de omgeving afzetten. |
| Wilde solitaire bijen: |
| |
Grijze zandbij |
Andrena vaga |
(Westrich 1989) afhankelijk van wilgen |
| |
Lichte wilgenzandbij |
Andrena mitis |
(Westrich 1989) afhankelijk van wilgen |
|
| Dracht: nectar en geel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 5. |
| |
| Laurierwilg - Bron Kops, Jan; Eeden, F. W. van; Vuyck, L. - Flora Batava. 24. Deel. (1915). |
|
| |
| Laurierwilg - Bron Darstellung und Beschreibung sämtlicher in der Pharmacopoea Borusica aufgeführten offizinellen Gewächse by Otto Carl Berg & Carl Friedrich Schmidt.
Leipzig, Arthur Felix, [1858-1863], 1. edition, volume 1, plate 6b.- |
.jpg) |
| |
| |
| |
| Twijg met vruchten (overgenomen van Wikipedia commons) |
 |
| |
| Blad (overgenomen van Wikipedia commons) |
 |
| |