Grauwe wilg - Salix cinerea
Wilgenfamilie Salicaceae
Bijenplant, hommelplant, drachtplant, vlinderplant.
Een heester
Bloeiperiode: maart-april
Bloem: Katjes verschijnen voor de bladen; mannelijke katjes min of meer eivormig, de vrouwelijke langwerpig; meeldraden 2 en helmknopen vaak rood voor het openspringen; stijlen kort of afwezig; top schutblad donker tot zwartachtig; honingklier 1
Blad: blad in hoofdzaak op de nerven behaard, dofgroen, aan de onderkant blauwgrijsachtig; ca 3 tot ruim 6 cm lang; steunblaadjes zijn niervormig en afvallend
Vrucht: doosvrucht
Hout: jonge takken grijsviltig behaard. . Oudere takken dofgrauw
Hoogte: tot ca. 8,0 m
Milieu & groeiplaats: natte tot vochtige matig voedselrijke tot vrij schrale, zwak zure bodems; meestal op de lichter gronden; in moerasbossen; spoorsloten en -greppels en langs allerlei oevers; zon-licht beschaduwd.
Verspreiding in Nederland: algemeen
Toepassing: parken, vijvertaluds, openbaar groen, grote tuinen.
Beheer: kan sterk worden teruggesnoeid
Wilde solitaire bijen:
Zandbijen - Andrena
  Donkere wilgenzandbij A. aplicata Afhankelijk van wilgen
  Grijze zandbij A. vaga
  Roodbuikje A. ventralis
  Roodscheenzandbij A. ruficrus
  Vroege zandbij A. praecox
  Zwart roze zandbij A. clarkella
  Asbij A. cineraria  
  Grijze rimpelrug A. tibialis  
  Roodgatje A. haemorrhoa  
  Tweekleurige zandbij A. bicolor  
  Zwartbronzen zandbij A. nigroaenea  
Overige bijen
  Grote zijdebij Colletes cunicularius Afhankelijk van wilgen
  Parkbrons groefbij Halictus tumulorum  
  Gewone franegroefbij Lasioglossum sexstrigatum  
Dracht: nectar en geel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 5.
 
Plaat Grauwe wilg (Bron: Jan Kops et al. - Flora Batava)
 
Twijg en blad (overgenomen van Wikipedia commons)
 
 
 
 
 
Heester
 
Een spoorwegvegetatie
 
Spontaan struweel met dominantie van grauwe wilg (Brettenzone Amterdam)
 
Honingbij
 
Een wespbij
 
Kleine vos
 
Dagpauwoog