Salix x sepulcralis - Treurwilg
Wilgenfamilie Salicaceae |
bijenplant, hommelplant, drachtplant. |
|
Een boom |
Bloeiperiode: rond april |
Bloem: geel of groen; bloeiwijze een katje; gelijk met de bladen verschijnend; langwerpig en slank; meeldraden 2; Stijl kort of afwezig; schutblad groengeel; honingklieren 1 |
Blad: lancetvormig en onderkant zijdeachtig behaard |
Vrucht: doosvrucht |
hout: schors bruingrijs en sterk gegroefd, twijgen en takken geel- groen, lang en slap naar beneden hangend |
Hoogte: 15-20 |
|
|
|
Milieu: Vochtige tot natte, voedselrijke bodem. |
Herkomst en verspreiding in Nederland: hybride van S. babylonica en S. alba vaak aangeplant. |
Toepassing: vooral stedelijke waterkanten van vijvers, kanalen, etc verder in parken en tuinen die al dan niet aan het water grenzen; maar wordt aangeplant in brede straten met aan een kant huizen. |
Beheer: kan zeer sterk worden teruggesnoeid; ook op oudere leeftijd |
Wilde solitaire bijen: Zandbijen |
Dracht: nectar en geel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3-5.Vooral bij meer wind een lastige plant voor bijen. Als bijenvolken dicht in de buurtstaan, kunnen treurwilgen druk door honingbijen worden bezocht. |
|
Treurwilg in een park |
|
|
Treurwilg als straatboom |
|
|
Katjes van treurwilg ) |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|