(Wilde petunia?) Ruellia caroliniensis
(Acanthusfamilie - Acanthaceae |
Drachtplant |
|
Een overblijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: |
Bloem: licht of donker violet, trechter- vormig met een lange bloembuis; min of meer afstaand, klapt plotseling om na bezoek van een honingbij (of hommel?) |
Blad: smal, ovaal en behaard |
Vrucht: doosvrucht |
Hoogte: 0,3-0,5 ? |
Opmerking: soorten van dit geslacht worden meestal 'wilde petunia' genoemd. Petunia valt onder een andere familie. |
De plant is slechts een keer gezien. Daar is deze pagina op gebaseerd |
|
|
Milieu en groeiplaats: gezien op voedselrijke, vochthoudende, niet zure lichte minerare bodem. |
Herkomst: Zuidoostelijk gedeelte van Noord-Amerika, |
Toepassing: tuinen. de plant is zeer waarschijnlijk (nog) niet in de handel. |
Beheer: Als vaste plant beheren. Is zeer waarschijnlijk gevoelig voor winternatte bodems. |
Wilde solitaire bijen: hier nog niet waargenomen; wordt in het land van herkomst ook door wilde bijen bezocht |
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code Hb 3 ? |
|
Plant met, door inbraak van honingbijen, omgeklapte bloemen |
|
|
Een omgeklapte bloem hangt aan de stijl |
|
|
Bloem en blad |
|
|
Bloeiwijze |
|
|
Bloeiwijze |
|
|
Honingbijen zoeken nectar |
|
|
|
|
|
|
Honingbijen zoeken nectar via de basis van de bloembuis. Er wordt ingebroken door de bloembuis onderaan af te knagen. De bloem klap daarbij om (zoals een boom wordt omgehakt). en hangt dan los aan de stijl |
|
|
|
|
|
|
|
|