Gele waterkers - Rorippa amphibia
Kruisbloemenfamilie - Brassicaceae |
Bijenplant, hommelplant, drachtplant, vlinderplant |
|
Een overblijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: mei-augustus |
Bloem: geel; bloeiwijze een tros |
Blad: de onderste bladeren kort gesteeld en gewoonlijk diep veerspletig. De middelste en bovenste bladeren ongesteeld, langwerpig en gewoonlijk vaak diep ingesneden of getand |
Vrucht: hauwtjes ca 'eirond zijn 3 tot 5 mm lang |
Overige: plant met lange stengels die in het water gemakkelijk wortels schieten |
Hoogte/lengte: 0,4-1,0 m |
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats: in zeer voedselrijk water of op natte moerassige, verlandende plaatsen en drijftillen ; in sloten, vijvers, kanalen, plassen etc; zonnig. |
Verspreiding in Nederland: algemeen, maar in brakwatergebieden vrij zeldzaam. |
Fauna: vlinders, hommels, solitaire bijen, honingbijen. |
Toepassing: wordt gewoonlijk niet toegepast. |
Beheer: speciaal beheer niet nodig |
Wilde solitaire bijen: zandbijen (Andrena) |
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3. |
|
Plaat (Bron: Flora Batava, Jan Kops en F. W. van Eeden.) |
|
|
plant |
|
|
Bloeiwijze |
|
|
Bloem |
|
|
Vrucht |
|
|
Een stadspark |
|
|
Vegetatie in de uiterwaard van de Waal |
|
|
Fragment |
|
|
Honingbij |
|
|
Steenhommel |
|
|
Kleine vos |
|
|
Kleine vos |
|
|
Bont zandoogje |
|
|
Bont zandoogje |
|
|