Zwarte bes - Ribes nigrum
Ribesfamilie - Grossulariaceae |
Bijenplant, hommelplant, drachtplant. |
|
Een heester |
Bloeiperiode: april - mei |
Bloem: geelgroen, binnenkant roodachtig; bloeiwijze een tros |
Blad: 3- tot 5-lobbig, onderkant met kleine geelachtige klieren en sterke geurend |
Vrucht: bes zwart |
Hoogte: tot -1,8 m |
Door de geur is zwarte bes buiten de vruchttijd heel goed van rode bes te onderscheiden. |
|
|
|
|
|
|
Milieu: natte voedselrijke bodems; in loofbossen, moerasbos, knotwilgen en in stedelijke beplantingen; beschaduwd. In tuinen ook op vochtige minerale bodems. |
Verspreiding in Nederland: vrij algemeen tot vrij zeldzaam. |
Fauna: hommels, wilde solitaire bijen, honingbijen. |
Toepassing: tuinen, volkstuinen. |
Beheer: bloeien op overjarig hout; na oogsten van de bessen de oude vruchttakken terugsnoeien, verder verjongingssnoei: nieuwe grondscheuten gedeeltelijk volledig terugsnoeien; jong hout zoveel mogelijk sparen en oude takken geregeld uitsnoeien. |
Wilde solitaire bijen: |
|
Roodgatje |
Andrena haemorrhoa |
|
|
Vosje |
Andrena fulva |
|
|
Viltvlekzandbij |
Andrena nitida |
|
|
Rosse metselbij |
Osmia bicornis |
|
|
Dracht: nectar en grijsachtig groen stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 5. (rwp 1, rwn3) |
|
Platen - (bron links: Flora Batavia Jan Kops et al.; rechts: Carl Axel Magnus Lindman: Bilder ur Nordens Flora ) |
|
|
Bessen |
|
|
Honingbijen |
|
|
|
|
|
|
|
|