Speenkruid - Ficaria verna
Ranonkelfamilie - Ranunculaceae |
Bijenplant, hommelplant. drachtplant. vlinderplant |
|
Een overblijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: eind februari - begin mei |
Bloem: geel, bloeiwijze alleenstaand |
Blad: glimmend, rond tot iets hoekig en met hartvormig bladvoet |
Vrucht: vormt gewoonlijk geen vruchten |
Hoogte: 0,1-0,4 m hoog/lang |
Opmerking: verspreiding gaat via de knolletjes in de bladoksels;
heeft speenvormige knolletjes in de grond net onder het bladrozet |
|
|
Bijen op speenkruid |
|
|
|
Milieu en groeiplaats: vochtige, (zeer) voedselrijke, in hoofdzaak minerale bodems; zoutmijdend; in vochtige loofbossen, stadsplantsoenen, in parken, onder heggen, op begraafplaatsen, in grasvelden en bermen, op greppel- en slootkanten; groeit vaak tussen de brandnetels; zon en halfschaduw.. Speenkruid is het meest een bosplant van het Essen-Iepenbos en de daarvan afgeleide beplantingen. In deze houtige begroeiingen is het de meest opvallende voorjaarsplant. Daarnaast is speenkruid ook een graslandplant die ook in gazonnetjes van stadstuintjes kan voorkomen. In de eerste helft van de vorige eeuw waren veel weilanden nog geel gekleurd van het speenkruid. Buiten bossen en bosachtige beplantingen is het in het agrarische cultuurlandschap voornamelijk een plant van sloot- en greppelkanten. Het zomerbeeld van essen-iepenbos wordt vooral gekarakteriseerd door een ruige kruidlaag waarin grote brandnetel, zevenblad en fluitenkruid dominant in kunnen voorkomen. |
Verspreiding in Nederland: buiten de brakke en zeer droge streken algemeen. |
Toepassing: tuinen, parken etc. onder gunstige omstandigheden kan deze bodembedekkende plant zeer dominant optreden en andere lage voorjaarsplanten overgroeien. Voor hoger wordende planten en alle late voorjaars- en zomer planten vormt deze soort geen concurrent; als speenkruid zich goed heeft gevestigd is ze vrijwel onuitroeibaar; het blad verdwijnt na de eerste droge warme dag in mei. |
Beheer: De graslanden waarin speenkruid talrijk tot dominant voorkomt, worden gewoonlijk twee maal per jaar gemaaid. 1e maaibeurt (vanaf eind mei) juni- juli; de 2e september - begin oktober. |
Wilde solitaire bijen: |
Zandbijen - Andrena |
|
Asbij |
A. nitida |
|
|
Grasbij |
A. flavipes |
|
|
Grijze rimpelrug |
A. tibialis |
|
|
Roodgatje |
A. haemorrhoa |
|
|
Tweekleurige zandbij |
A. bicolor |
|
|
Vosje |
A. fulva |
|
Overige bijen |
|
Gewone geurgroefbij |
Lasioglossum calceatum |
|
|
Rosse metselbij |
Osmia bicornis |
|
|
Dracht: nectar en geel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 2. In principe een goede drachtplant, maar op deze plant zijn honingbijen vaak afwezig. Vliegen dan waarschijnlijk op andere drachtplanten onder meer op wilgen. |
|
PLaten Speenkruid - (bron links: Carl Axel Magnus Lindman: Bilder ur Nordens Flora ; rechts: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm) |
|
|
Speenkruid |
|
|
Speenkruid wortels en plant |
|
|
Speenkruid in stinzenbos van Eijsbrechtum bij Sneek (een essen-iepenbos) |
|
|
Detail stinzenflora met speenkruid, vingerhelmbloem en bosanemoon |
|
|
Speenkruid in Vliegenbos Amsterdam-Noord (een essen-iepenbos) |
|
|
Speenkruid met overjarige stengels van grote brandnetel in het Zwettebos van Sneek
(een essen-iepenbos)
|
|
|
Detail Zwettebos met brandnetelstengels; grote brandnetel is hier dominant |
|
|
Speenkruid in een stadsplantsoen te Amstelveen |
|
|
Speenkruid in een grasland in Sneek |
|
|
Berm met speenkruid in Friesland |
|
|
Fragment een gazon met speenkruid en draadereprijs |
|
|
Speenkruid onder kleinbloemige kastanje (Aesculus parviflora) |
|
|
Speenkruid in parkstrook te Amstelveen (een essen-iepenbos) |
|
|
Kleine vos |
|
|
Dagpauwoog |
|
|