Steeneik - Quercus ilex
Napjesdragersfamilie - Fagaceae
Bijenplant, drachtplant
Een groenblijvende tweehuizige boom
Bloeiperiode: voorjaar (rond mei)
Bloem: mannelijke bloemen in een katjesachtige bloeiwijze. Vrouwelijke bloemen klein .
Blad: eirond tot langwerpig, groenblijvend, leerachtig, gaafrandig of hulstachtig.
Vrucht: vrucht een nootje (eikel)
Overige: twijgen grijs- tot geelviltig behaard.
Hoogte: in Europa tot 25-30 m.
Opmerking: jonge bomen of heesters zijn vorstgevoelig.
 
Milieu en groeiplaats: in Zuid-Europa vooral in bergachtig gebied, groeit daar zowel solitair als in uitgestrekte, bodembedekkende, laagblijvende struwelen.
Herkomst: Zuid-Europa
Toepassing: grote tuinen, parken en landgoederen.
Beheer: indien nodig snoeien.
Wilde solitaire bijen: zandbijen.
Dracht: stuifmeel. Indicatie voor dracht: code Hb 1 ? Boom of heester wordt in Zuid-Frankrijk door honingbijen bezocht, zelf daar enkele keren talrijk bijenbezoek waargenomen. Het is niet bekend of dat in Nederland ook gebeurt. De kans op bijenbezoek lijkt klein.
 
Kleine bomen in berggebied in de Provence
 
Gaafrandig blad
 
Fragmernt met mannelijke bloemen en hulstachtigblad
 
 
 
Honingbijen op steeneik
 
 
 
Als de bij op de bloemen landt komt er een lichte wolk stuifmel vrij.
 

Een zandbij (m) op blad van moseik die grenst aan lage, heesterachtige steeneiken met mannelijke bloemen waar druk werd gepatrouilleerd door deze bij. Op andere locaties zijn vrouwelijke zandbijen op steeneik waargenomen.