Oosterse karmozijnbes - Phytolacca acinosa (P.esculanta)
(Karmozijnbesfamilie - Phytolaccaceae) |
Bijenplant, hommelplant, drachtplant. |
|
Een overblijvende (vaste) drachtplant |
Bloeiperiode: juni-augustus |
Bloem: wit in het begin soms licht lila; bloemdekbladen meestal 5, meeldraden 8-10 en in twee kransen, bloeiwijze trosvormig |
Blad: elliptisch |
Vrucht: besachtig en 8-10-delig, zwart; |
Hoogte: 0,1-1,8 m |
|
|
|
|
|
|
Milieu: vochtige tot vochthoudende, voedselrijke overwegend minerale bodems; heel vaak langs randen van plantsoenen en bossen, op fabrieks-, haven- en spoorwegterreinen, langs muren in de voegen van de verhardingen; zon-halfschaduw. |
Herkomst en verspreiding in Nederland: Oost-Azië; ook als tuinplant gebruikt en vaak verwilderd, vooral in en rond de bebouwde kom. |
Toepassing: tuinen, tegel- en geveltuinen. Opmerking: de informatie over de giftigheid van karmozijnbes in het algemeen is verwarrend. De bessen van Phytolacca americana en de plant zelf zijn in ieder geval zeer giftig bij het eten van een groot aantal bessen bijvoorbeeld bij meer dan 10. Dit kan letale gevolgen hebben. Omdat deze soort ook verwilderd in ons land voorkomt en het onderscheidt tussen de verschillende soorten, zeker voor een leek, niet duidelijk is, wordt dringend aangeraden geen bessen van deze planten te eten! |
Beheer: in veel gevallen niets doen; zaait zich sterk uit; in tuinen en langs randen van beplantingen houdt de soort lang stand, zaden kunnen zeker enkele tientallen jaren kiemkrachtig blijven; zodra er een opening in de vegetatie of begroeiing komt, slaat deze plant opnieuw op. |
Wilde solitaire bijen: zandbijen (andrena); groefbijen (Lasioglossum); behangersbijen (Megachile) |
Dracht: nectar en vuilwit stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 1 (3 bij bijenstand) |
|
Planten in openluchtmuseum Arnhem |
|
|
Bloeiwijze en blad |
|
|
Bloeiwijze |
|
|
Vruchten |
|
|
Rijpe vruchten |
|
|
Bosrand |
|
|
Honingbij |
|
|
Behangersbij |
|
|
Groefbij |
|
|
Hommel |
|
|
Wespbij |
|
|
Amerikanse karmozijnbes |
|
|