Pennisetum glaucum - Parelgierst -
Grassenfamilie - Poaceae
Drachtplant
Een eenjarige plant
Bloeiperiode: augustus - september
Bloem: kolfvormige bloeiwijze met witte stijlen en gele meeldraden; de bloeiwijze is bruinachtig groen
Blad: breed grasachtig en langwerpigbladen groen, bij siervormen van bruinachtig groen tot paars
Vrucht: graan
Hoogte: 1,5-3,0 m hoog, siervormen 1,0-1,5 m.
Opmerking: Een maïsachtige groeiwijze, maar de bloeiwijze lijkt op grote lisdodde. Daarom wordt hij ook wel lampepoetsersgras genoemd
 
Milieu: vochtige tot droge voedselrijke tot vrij schrale, lichte minerale zwakzure tot basische bodems (leemhoudend zand, zavel en lichte leem); is gevoelig voor tijdelijk te natte grond; zon.
Herkomst: oorspronkelijk uit Afrika, maar als landbouwgewas verder verspreid in tropische continenten
Toepassing: een tropisch landbouwgewas.
Beheer: de botanische vorm moet op schare bodems worden bijgemest.
Wilde solitaire bijen: niet waargenomen.
Dracht: geel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 1. Alleen op de botanische vorm in de botanische tuin van Urtecht waargenomen op ca. 50 m van de bijenstal. Wordt geregeld, maar door zeer weinig bijen, bezocht. De plant zal waarschijnlijk drukker worden bezocht bij veel meer planten.
 
Plant en bloeiwijze
 
Plant
 
Bloeiwijze uitgebloeid
 
Honingbij
 
Honingbij
 
Honingbij