Pioenroos - Paeonia
Paeoniaceae - Pioenroosfamilie
Drachtplant, hommelplant
Er wordt alleen een samenvatting van het geslacht gegeven. Vrijwel alle enkelbloemige soorten en cultivars worden door honingbijen bezocht
De familie bevat slechts het genus Paeonia dat uit ca. 30 soorten bestaat en waar honderden cultivars van zijn gekweekt. Ze bestaan uit vaste planten en heesters die vooral opvallen door hun grote eindstandige bloemen die 5 tot 10 kroonbladen bevatten en talrijke meeldraden; de kroonbladen zijn vaak onderling verschillend. De kleuren variëren in het algemeen van donkerrood tot roze, maar wit en geel komen vooral bij cultivars voor.
 
 
 
Milieu en groeiplaats: vochtige, voedsel- en humusrijke, liefst leemachtige of kleiachtige bodems; zonnig.
Herkomst: beperkt tot het Noordelijk halfrond, China, Himalaya, Europa. Slechts enkele soorten komen uit de westelijke Europese regio.
Toepassing: Tuinen en parken. Vrijwel alle winterharde soorten kunnen in tuinen worden aangeplant.
Beheer: als de plant op goede grond staat, en zich goed ontwikkeld moer hij zoveel mogelijk met rust worden gelaten.
Wilde solitaire bijen: niet waargenomen.
Dracht: voor honingbijen en hommels zijn alleen de enkelbloemige soorten en cultivars van belang voor stuifmeel. Indicatie voor dracht: code Hb 3. De bloemdiscus (intrastaminale discus) scheidt geen nectar af, maar toch lijkt het er op dat honingbijen nectar zoeken of vinden.
 
Enkele voorbeelden
Paeonia lutea
 
Ontluikende bloemknop
 
Bloem
 
Honingbijen: de bezoekt de bloem nog voordat deze is geopend
 
 
 
Paeonia mlokosewitschii.
 
 
 
Vruchtbeginsel ( de rode, harige krul) ontwikkelt zich tot een kokervrucht
 
Honingbij