Gewone vogelmelk - Ornithogalum umbellatum -- --
Aspergefamilie- -Asparagaceae; voorheen Leliefamilie - Liliaceae |
Drachtplant |
|
Een bolgewas |
Bloeiperiode: mei-jun |
Bloem: wit, bloeiwijze een schermvormige tros |
Blad: lijnvormig |
Vrucht: een doosvrucht |
Hoogte: 0,15-0,25 |
Opmerking: |
vermeerdering in hoofdzaak door nieuwe bolletjes |
|
|
|
|
|
|
Milieu: vochtige, matig voedselrijke, zandige tot kleiige bodems; in graslanden, wegbermen, spoorbermen, op rivierdijken, buitenplaatsen, in loofbossen en stadsplantsoenen; licht beschaduwd-zonnig. |
Verspreiding in Nederland: vrij algemeen tot vrij zeldzaam; op veel plaatsen verwilderd, maar vaak niet bloeiend. |
Toepassing: tuinen, landgoederen, openbaar groen. |
Beheer: grasland waar gewone vogelmelk voorkomt worden meestal tweemaal per jaar gemaaid. |
Wilde solitaire bijen: niet waargenomen. |
Dracht: nectar en lichtbruinachtig stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3. |
|
Platen - (bron links: Flora Batavia Jan Kops et al.; rechts: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm) |
|
|
Een pol van gewone vogelmelk |
|
|
Bloeiwijze |
|
|
Bremtalud |
|
|
Stadsberm in Ede (1992) |
|
|
Gewone vogelmelk in plattelandsberm |
|
|
|
|
Honingbijen |
|
|
|
|
|
|