Wild kattenkruid - Nepeta cataria
-
Lipbloemenfamilie - Lamiaceae
Bijenplant, hommelplant, drachtplant, vlinderplant.
Een overblijvende plant
Bloeiperiode: juni - september
Bloem: wit binnenin rood gestippeld, bloeiwijze een aar; bloemen en knoppen viltig behaard
Blad: min of meer grijsviltig, eirond en met een hartvormige voet; bladrand getand.
Vrucht: een splitvrucht
Overige: stengels viltig behaard
Hoogte: 0,5-0,9
 
 
 
 
 
Milieu en groeiplaats: min of meer droge, vrij matig voedselrijke, stikstof- en kalkrijke zandige en lemige bodems; langs struwelen, bosranden, holle wegen, langs en op hellingen van mergelgroeven, randen van duinen, en ruderale plaatsen; zon.
Verspreiding in Nederland: zeldzaam in Zuid-Limburg en de duinen ten Zuiden van Bergen
Toepassing: tuinen
Beheer: vrij houden van houtige opslag en de bodem rondom de plant of vegetatie open houden.
Wilde solitaire bijen: niet genoteerd
Dracht: nectar l. Indicatie voor dracht: code Hb 3.
 
Platen - (bron links: Carl Axel Magnus Lindman: Bilder ur Nordens Flora; rechts: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm )
 
Bloeiwijze
 
Kelk en knoppen zijn sterk behaard
Plant
 
Vegetatieve plant lijkt op grote brandnetel
 
Blad
 
Honingbijen