Witte honingklaver - Melilotus albus
Vlinderbloemenfamilie - Fabaceae--- |
Bijenplant, hommelplant, drachtplant, vlinderplant |
|
Een tweejarige (kortlevende vaste) plant |
Bloeiperiode: juli-september |
Bloem: wit, bloeiwijze een okselstandige tros |
Blad: 3-tallig, deelblaadjes langwerpig, bladrand scherp getand |
Vrucht: een peul |
Hoogte: 0,5-1,7 m |
|
|
|
|
|
|
|
|
Milieu & groeiplaats: vochtige tot droge, voedselrijke, zandige tot kleiige en steenachtige bodems; op industrie-, haven- en spoorwegterreinen; in wegbermen, op dijken, braakliggende terreinen, halfverhardingen van parkeerplaatsen en vluchtheuvels, tussen het plaveisel, langs vijverkanten en in stadsplantsoenen, soms in akkerranden; zon. |
Verspreiding in Nederland: vrij algemeen. |
Toepassing: kan al dan niet in bloemen mengsels, op open terreinen worden uitgezaaid |
Beheer: voor blijvende aanwezigheid is open grond noodzakelijk. |
Wilde solitaire bijen: |
|
Lathyrusbij |
Megachile. ericetorum |
Zijn afhankelijk van vlinderbloemigen |
|
Klaverdikpoot |
Melitta leporina |
|
Geelstaartklaverzandbij |
Andrena wilkella |
|
|
Blauwe mestelbij |
Osmia caerulescens |
|
|
Grasbij |
Andrena flavipes |
|
|
Roodpotige groefbij |
Halictus rubicundus |
|
|
Dracht: nectar en grijsbruin stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 5. |
|
Plaat witte honingklaver - (bron: Flora Batava, Jan Kops en F. W. van Eeden) |
|
|
Plant en bloeiwijze -- |
|
|
Andere habitus plant: grote en zware planten vallen vaak uiteen |
|
|
Vegetaties op basalttalud langs de Nieuwe Waterweg |
|
|
Spoorwegterrein NS Schiedam |
|
|
Fragment vegetatie |
|
|
Een hommel |
|
|