Malrove - Marrubium vulgare
Lipbloemenfamilie - Lamiaceae |
Bijenplant, hommelplant, drachtplant, vlinderplant. |
|
Een overblijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: juni - september |
Bloem: bloem wit, bloeiwijze okselstandig schijnkransen |
Blad: sterk gerimpelde viltige bladen |
Vrucht: een splitvrucht |
Overige: stengel witviltig |
Hoogte: 0,4-0,6 m |
|
|
|
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats: droge, schrale tot voedselrijke, vooral stikstofrijke bodems, kalkhoudende open bodems; in duinen langs paden en wegen, op ruderale plaatsen, en verruigd kalkgrasland; zon. |
Verspreiding in Nederland: zeer zeldzaam in Zuid-Limburg en in het duingebied ten zuiden van Bergen; verder in hoofdzaak in kruiden- en heemtuinen. |
Toepassing: tuinen, kruidentuinen. |
Beheer: boden min of meer openhouden, houdt zich in de duinen zelf in stand; in tuinen als vaste plant beheren. |
Wilde solitaire bijen: metselbijen (Osmia)., |
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3. |
|
Plaat Wikipedia |
|
|
Blad en bloeiwijze |
|
|
Hommel |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|