Muskuskaasjeskruid - Malva moschata
Kaasjeskruidfamilie - Malvaceae
bijenplant, hommelplant, drachtplant, (vlinderplant)
Een overblijvende ( vaak kortlevende vaste) plant
Bloeiperiode: juni-september
Bloem: roze, wit; onderste bloemen alleenstaand; bijkelkblaadjes smal lijn- tot lancetvormig
Blad: stengelbladen meestal vijfdelig
Vrucht: een splitvrucht;, deelvruchten glad
Hoogte: 0,4-0,8 m
plant rechtopstaand, overwegend met afstaande haren bezet
 
 
 
 
Milieu en groeiplaats: vochtige tot vochthoudende, voedselrijke zand-, leem- en kleibodems; in grazige en ruige begroeiingen; in bermen, op dijken, spoordijken, braakliggende terreinen en op verhardingen; zon-tb.
Verspreiding in Nederland: vrij algemeen, in de woonomgeving vaak verwilderd.
Toepassing: tuinen, bloemmengsels voor stadsbermen en bloemenweiden; tegel- en geveltuinen In tuinen kan de soort zicht tamelijk goed uitzaaien.
Beheer: vegetaties met deze soort worden meestal twee maal per jaar gemaaid. De planten kunnen lang standhouden, maar verdwijnen in te veel gesloten vegetaties.
Wilde solitaire bijen:
  Tweekleurige zandbij Andrena bicolor  
  Gewone geurgroefbij Lasioglossum calceatum  
  Gewone franjegroefbij Lasioglossum sexstrigatum  
  Grote klokjesbij Chelostoma rapunculi  
  klokjesdikpoot Militta haemorrhoidales Ook als slaapplaats
  Malvabij Tetralonia malvae  
Dracht: nectar en wit stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3.

Bloeiwijze
 
Knop De afstaande haren zijn zichtbaar
 
Bloem
 
Bloem
 
Uitgestoelde plant
 
Fragment
 
Ruig grasland met muskuskaasjskruid
 
Ruigte langs een pad
 
Ingezaaide berm in Ede
 
Ingezaaid vijvertalud in Ede
 
Muskuskaasjeskruid tussen de voegen van tegels en beschut door een paaltje
 
Klokjesdikpoot mannetje --
 
Honingbij --
 
Honingbij
 
Honingbij
 
Honingbijen