Wilde Appel - Malus sylvestris inclusief M. domestica
Rozenfamilie - Rosaceae |
Bijenplant. hommelplant, drachtplant. |
|
Een boom |
Bloeiperiode: april - mei |
Bloem: wit - roze, bloeiwijze een okselstandige tuil |
Blad: eirond tot ovaal, naar de top toegespitst, bladrand gezaagd, onderkant blad meestal witviltig en snel kaal wordend |
Vrucht: een appelvormige pitvrucht |
hout: schors grijsachtig, twijgen vaak gedoornd |
Hoogte: tot 8 (10) m |
Opmerking: Veel appelrassen stammen direct of indirect van de wilde appel af. |
|
|
|
Milieu en groeiplaats: vochtige voedselrijke lemige en zandige bodems; langs bosranden, in heggen, kanaalbermen, spoordijken, ontgrondingen, en allerlei overhoeken in het stedelijk gebied; zonnig. |
Verspreiding in Nederland: de wilde soort is zeldzaam; verwilderde met veel grotere vruchten en zonder doorns onder meer verspreid door het wegwerpen van klokhuizen (vooral langs het spoor) vrij algemeen, maar deze verwilderde vormen lijken meestal niet op de echte wilde appel. |
Toepassing: de wilde vorm in parken en landschappelijke beplantingen; de cultuurvormen in tuinen. |
Beheer: eventueel verjongingssnoei. |
Wilde solitaire bijen: |
|
Gewone dwergzandbij |
Andrena. minutula |
|
|
Grijze rimpelrug |
Andrena tibialis |
|
|
Roodgatje |
Andrena haemorrhoa |
|
|
Parkbronsgroefbij |
Halictus tumulorum |
(Westricht, 1989) |
|
Roodpotige groefbij |
Halictus rubicandus |
|
|
Gewone franjegroefbij |
Lasioglossum sextrigatum |
(Westricht, 1989) |
|
Gewone geurgroefbij |
Lasioglossum calceatum |
|
|
Langkopsmaragdgroefbij |
Lasioglossum morio |
|
|
Gehoornde metselbij |
Osmia cornuta |
|
|
Rosse metselbij |
Osmia bicornis |
|
|
Gewone sachembij |
Anthophora plumipes |
|
|
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3 (rwn 4, rwp 4). |
|
Platen - (bron links: O.W. Thomé Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz; rechts:- cultivar - Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm) |
|
|
Platen - (bron links: Flora Batava Jan Kops et al.; rechts: Carl Axel Magnus Lindman: Bilder ur Nordens Flora ) |
|
|
Een bloeiende tak met een honingbij |
|
|
|
|
Bloemknoppen en blad |
|
|
Honingbijen |
|
|
|
|
|
|