Maackia amurensis
Vlinderbloemenfamilie - Fabaceae
Hommelplan, drachtplant, bijenplant
Een boom
Bloeiperiode: rond juli
Bloem: wit tot witgeel; bloeiwijze een rechtopstaand tros
Blad: oneven geveerd met 7-11 blaadjes, zeer jonge blaadjes grijsachtig behaard, onderkant blad blijvend, maar licht behaard, bladranden gaaf; zeer jonge blaadjes grijsachtig behaard, onderkant blad blijvend
Vrucht: een platte peul
hout: schors bruinachtig, zwak afschilferend op jong hout, twijgen in zeer jonge fase behaard, later glanzend en bruinachtig
Hoogte: 10-12 m
 
Milieu: vochtige tot vochthoudende, maar doorlatende, humushoudende, voedselrijke tot matig voedselrijke minerale leemhoudende bodem; zon-halfschaduw.
Herkomst: Mantsjoerije, Korea en Japan
Toepassing: parken, tuinen. min of meer gevoelig voor snijdende vrieswinden; een vrij langzame groeier. Daarom misschien buiten de parken, minder geschikt voor openbaar groen. Weinig aangeplant.
Beheer: vormsnoei, verjongingssnoei.
Wilde solitaire bijen: behangersbijen (m).
Wordt talrijk door hommels bezocht.
Dracht: nectar (en stuifmeel). Indicatie voor dracht: code 1 (mogelijk 3of 5).
 

Een boom in Nijmegen: deze boom werd in de tweede helft van juli 2016 talrijk, (minstens een paar honderd) door hommels bezocht; verder waren er ook honingbijen en wilde bijen.

 
 
Blad en bloeiwijze in knop
 
Blad en bloeiwijze in knop
 
Fragment boom
 
Fragment met bloeiwijze
 
Bloeiwijze ( met zweefvlieg)
 
 
 
Blad en vruchten
 
Vruchten