Grote wederik - Lysimachia vulgaris
Primulafamilie - Primulaceae |
Bijenplant |
|
Een overblijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: juni - augustus |
Bloem: geel, kroonbladen vaak een bruinrode vlek aan de voet, meeldraden aan de voet met elkaar vergroeit, bloeiwijze een pluim |
Blad: gesteeld, eirond tot langwerpig, tegenover elkaar staand of in kransen van 3 tot 4 |
Vrucht: doosvrucht |
Overige: met lange wortelstokken |
Hoogte: 0,7-1,4 m |
|
|
|
|
|
Milieu & groeiplaats: natte tot vochtige, matig voedselrijke, humushoudende kleiige, zandige, lemige en venige bodems, vooral op bodems met een strooisellaag; niet op zeeklei; in natte graslanden tussen struwelen, op sloot- en greppelkantjes, kanaalbermen, langs spoorwegen, stadsvijvers en op natte overhoeken; zon-licht beschaduwd. |
Verspreiding in Nederland: buiten de kleigebieden vrij algemeen. |
Toepassing: op allerlei vochtige tot natte plaatsen ook in tuinentuin. OPMERK: de planten maakt bovengrondse worteluitlopers die langer dan een meter kunnen zijn, groeit tussen alle andere planten door over water kunnen deze uitlopers meer dan twee meter overbruggen. |
Beheer: om opslag van houtige soorten tegen te gaan, is eenmaal maaien in de twee of drie jaar gewenst; indien er argumenten zijn om de soort jaarlijks te maaien, mag dat op zijn vroegst in november als de voedingsstoffen zich in de wortels hebben teruggetrokken. Bij jaarlijks maaien moet de vinger aan de pols worden gehouden; als de soort terugloopt, moet de maaifrequentie omlaag. In struwelen te veel schaduw voorkomen. Grote wederik is door zijn gele kleur een opvallende plant in het landschap. In het cultuurlandschap groeit hij het meest in natte bermen en in greppels. Grote wederik is een zeer belangrijke plant voor de slobkousbij die volledig van deze plant afhankelijk is. Als zulke vegetaties te vroeg worden gemaaid. Wordt de bloei uitgesteld of onderbroken. De bij verdwijnt dan direct! |
Wilde solitaire bijen: |
|
Gewone slobkousbij |
Macropis europaea |
Is afhankelijk van grote wederik |
|
Gewone geurgroefbij |
Lasioglossum calceatum |
|
|
Gewone franjegroefbij |
Lasioglossum sexstrigatum |
|
|
Dracht: geen nectar; wordt niet door honingbijen bezocht; levert olie en geel stuifmeel. |
|
Grote wederik: bloeiwijze en bloem |
|
Meeldraden zijn aan de voet met elkaar vergroeit en de kroonbladen aan de voet met vaak een(zwakke) bruinrode vlek |
|
|
PLaten grote wederik - (Bron links: O.W. Thomé Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz 1885; rechts:Carl Axel Magnus Lindman: Bilder ur Nordens Flora (1901-1905) |
|
|
Grote wederik in een greppel |
|
|
Moerasspirea-verbond in verarmde vorm met moerasspirea en koninginnekruid |
|
|
Moerasspirea-verbond in verarmde vorm met moerasspirea en kattenstaart |
|
|
Grote wederik langs een provinciale weg |
|
|
Grote wederik op een vijvertalud |
|
|
Veenendaal - Sinds 1997 komt slobkousbij hier talrijk voor |
|
|
Schuil-/slaapplaats voor slobkousbij |
|
|
Slobkousbij op zoek naar stuifmeel |
|
|
Slobkousbij met stuifmeel |
|
|
Slobkousbij in vlucht met stuifmeel |
|
|
Een kleine groefbij zoekt stuifmeel |
|
|