Lithospermum officinale - Glad parelzaad
Boraginaceae - Ruwbladigenfamilie |
Drachtplant, bijenplant, hommelplant |
|
Een overblijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: mei-juli |
Bloem: witachtig; bloeiwijze een schicht |
Blad: blad lijn vormig tot langwerpig |
Vrucht: een splitvrucht; vruchtjes (zaden) wit glanzend en glad; van de 4 deelvruchtjes blijven er meestal maar 2 over |
Overige: stengels bovenaan sterk vertakt |
Hoogte: 0,4-0,9m |
|
|
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats: min of meer droge, schrale, maar kalkhoudende bodems; vaak langs struwelen; soms langs heggen; licht beschaduwd. |
Verspreiding in Nederland: vrij zeldzaam, maar plaatselijk vrij algemeen in het duingebied ten Zuiden van Bergen; verder zeldzaam tot zeer zeldzaam. |
Fauna: hommels, honingbijen, solitaire wilde bijen |
Toepassing: tuinen; tegen- en geveltuinen. Kan zich in tuinen goed uitzaaien, maar heeft geen onkruidkarakter |
Beheer: struwelen openhouden (begrazing). |
Wilde solitaire bijen: |
|
Rosse metselbij |
Osmia bicornis |
|
|
Dracht: nectar (en stuifmeel, nog niet waargenomen). Indicatie voor dracht: code 3. |
|
Platen Glad parelzaad - Lithospermum officinale - (bron links: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm; rechts:Flora Batavia Jan Kops et al.) |
|
|
Plant en bloem glad parelzaad |
|
|
Bloemen glad parelzaad |
|
|
Vruchten |
|
|
Vruchten |
|
|
Boomhommel en honingbij |
|
|
Boomhommel |
|
|
Rosse metselbij (osmia rufa) |
|
|