Wilde liguster - Ligustrum vulgare
Oleaceae - Olijffamilie |
Drachtplant, bijenplant, hommelplant, vlinderplant |
|
Een heester |
Bloeiperiode: juni-juli |
Bloem: wit, bloeiwijze een pluim |
Blad: elliptisch tot lancetvormig |
Vrucht: besachtige steenvrucht zwart |
Overige: jonge twijgen kort en zacht behaard |
Hoogte: tot ca. 3,0 m |
|
|
|
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats: droge tot vochthoudende, schrale kalkhoudende bodems; in hoofdzaak in struwelen; in duinen en langs bossen; aangeplant ook op vochtige voedselrijke; zon-licht beschaduwd. |
Verspreiding in Nederland: vrij algemeen, maar plaatselijk dominant in de duinen ten zuiden van Bergen; vrij zeldzaam in Zuid-Limburg; veel aangeplant in landschappelijke beplantingen, en plantvakken in het stedelijke gebied. |
Fauna: vlinders, hommels, wilde solitaire bijen, honingbijen. |
Toepassing: voornamelijk in openbaar groen, recreatieparken; minder vaak in tuinen; hier wordt meestal haagliguster gebruik en cultivars daarvan. |
Beheer: Als vrijgroeiende heester verjongings snoei in de winter of het vroege voorjaar. Liguster bloei in principe op eenjarig scheuten, die net als bij rozen groeien op overjarig of meerjarig hout. |
Wilde solitaire bijen: |
|
Roodgatje |
Andrena haemorrhoa |
|
|
Zilveren fluitje |
Mechachile leachella (m) |
|
|
Dracht: nectar en lichtgeel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 4. |
|
Plaat en bloeiwijze (Bron plaat: O.W. Thomé Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz 1885) |
|
|
Heester |
|
|
fragment |
|
|
Duinstruweel bij Noordwijk aan Zee |
|
|
Aardhommel |
|
|
Honingbij |
|
|
Roodgatje (een zandbij) volgende foto |
|
|
Roodgatje (een zandbij) |
|
|
Een behangersbij (Zilveren fluitje mannetje) |
|
|
Kleine parelmoervlinder |
|
|
Kleine parelmoervlinder |
|
|
Kleine parelmoervlinder |
|
|
Dagpauwoog 1 |
|
|
Atalanta |
|
|
Dagpauwoog3 |
|
|
Grootdikkopje |
|
|
Groot dikkopje schuin van onder |
|
|