Beemdkroon Knautia arvensis
Kamperfoeliefamilie - Caprifoliaceae; voorheen Kaardenbolfamilie - Dipsacaceae
Bijenplant, hommelplant, drachtplant, vlinderplant.
Een overblijvende (vaste) plant
Bloeiperiode: juni-september
Bloem: bloem lila, met 4 slippen en met stralende randbloemen; bloeiwijze een hoofdje, stengels vertakt, maar hoofdjes alleenstaand; bloemkelk met 8 tot 10 schuin omhoog staande tanden
Blad: blad langwerpig, maar zeer variabel, rozetbladen zijn gesteeld, aan de rand grof gezaagd tot minder vaak gaafrandig of veervormig gedeeld; stengelbladen ongesteeld en meestal veervormig gedeeld
Vrucht: een nootje
Plant: stengels borstelig behaard; plant grijsgroen
Hoogte: 0,3-0,8 m
Opmerking: vooral kleinere planten kunnen veel op duifkruid lijken
Milieu en groeiplaats: vochtige tot zomerdroge, schrale tot matig voedselrijke, licht humushoudende, zandige tot zavelige en vaak kalkhoudende bodems; in grazige vegetaties in graslanden, op rivier- en spoordijken, langs holle wegen, in weg- en spoorbermen en op spoorwegemplacementen; zonnig.
Verspreiding in Nederland: in hoofdzaak in Zuid-Limburg, het rivieren- en het binnenduingebied ten zuiden van Bergen.
Toepassing: kan in tuinen worden toegepast. Zaait zich uit in tuinen, maar kiemplanten kunnen snel worden overgroeid, waardoor de soort uiteindelijk verdwijnt.
Beheer: op matig voedselrijke tot enigszins schrale bodems is een maaibeurt in het najaar voldoende; voor de wilde bijen niet eerder dan half augustus. Voor kieming zijn open plekken noodzakelijk; bij dichte vegetatie kan beemdkroon op den duur verdwijnen. Als de vegetatie te veel verruigt of te sterk vergrast, zijn twee maaibeurten nodig; de eerste maaibeurt eind mei de tweede in september. Bij vroeg maaien, gaat de synchronisatie met de knautiabij verloren; op grotere oppervlakte is een gefaseerd en/of gedifferentieerd maaibeheer dan dringend gewenst. Bij te veel verschraling (op zandige bodem) of te veel bemesting verdwijnt de plant. De zeldzaamheid van Knautiabij is niet alleen toe te schrijven aan intensieve landbouw en dijkverzwaring maar ook aan het maaibeheer dat vaak meer gericht is op de vegetatie dan op de fauna.
Wilde solitaire bijen: zandbijen ( # voornamelijk in Limburg); groefbijen o.m. e (alleen in Zuid-Limburg:
  Knautiabij Andrena hattorfiana Is afhankelijk van beemdkroon
  Breedbandgroefbij Halictus scabiosa  
Dracht: nectar en lila-achtig stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3.
 
Platen van beemdkroon - (Bron links: O.W. Thomé Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz 1885; rechts: Carl Axel Magnus Lindman: Bilder ur Nordens Flora.
 
Vegetatie met beemdkroon op een dijktalud
 
Fragment vegetatie
 
Een graslandje in een tuin met knautia
 
Detail vegetatie met beemdkroon
 
Beemdkroon met steenhommel
 
Beemdkroon met hommelzweefvlieg
 
Beemdkroon met pendelzweefvlieg
 
Beemdkroon met bruin zandoogje
 
Beemdkroon met Kleine vos
 
Beemdkroon met een dikkopje
 
Een witje
 
Wijfje knautiabij
 
Wijfje knautiabij (beschikbaar gesteld door ©Nigel Jones)
 
Beemdkroon met breedbandgroefbij
 
Beemdkroon met blauwzwarte houtbij
 
Honingbij en Blauwzwarte houtbij
 
Honingbij
 
Honingbij
 
Honingbij
 
Uitgebloeide bloeiwijze met kelktanden van beemdkroon
 
Uitgebloeide bloeiwijze met kelktanden van duifkruid
 
Omwindselbladen van beemdkroon
Omwindselbladen duifkruid
Verschil beemdkroon en duifkruid: Beemdkroon wordt in het veld nogal eens voor het zeer zeldzame duifkruid aangezien. Een van de duidelijk verschillen is te zien na de bloei aan het grote verschil in de kelktanden die bij duifkruid lang genaald zijn. Bij beemdkroon overlappen de omwindsel bladen elkaar aan de basis, bij duifkruid staan ze vrij. Zie bovenstaande foto's