Donderkruid - Inula conyza
Composietenfamilie - Asteraceae |
Bijenplant, hommelplant, drachtplant. |
|
Tweejarige tot kortlevende overblijvende (vaste) plant. |
Bloeiperiode: juli-september; maaivormen tot in oktober. |
Bloem: geel; bloeiwijze een hoofdje die tuilvormig zijn gegroepeerd. Hoofdjes small tot omgekeerd eivormig. |
Blad: rozetbladen zijn langwerpig tot spatelvormig; naar de voet geleidelijk versmald en in de onderste helft duidelijk gesteeld. |
Vrucht: een nootje. |
Plant: stengels recht opgaand en vaak rood aangelopen.. |
Hoogte: 0,4-1,2 |
Opmerking: de plant is kort, min of meer viltig behaard en in de bovenste helft sterk vertakt. |
|
Milieu en groeiplaats: enigszins vochtige tot zomerdroge, schrale en veelal kalkhoudende, min of meer open minerale bodems en gruizig substraat; op grazige taluds van holle wegen, spoordijken ( in Z-L), wegbermen; voor 1995 ook op spoorwegemplacementen ( in Z-L: groeide daar als pionierplant); Vaak ook in zomen langs bosranden of in zoomachtige vegetaties.Zonnig-licht beschaduwd. |
Verspreiding in Nederland: minder algemeen in het duingebied ten Zuiden van Bergen, Zuidwest Nederland (Zeeland) en vrij zeldzaam in Zuid-Limburg. |
Toepassing: in vrij droge tuinen; is zeer gevoelig voor winternatte bodems. |
Beheer: mag maximaal 1 keer per jaar in de nazomer of herfst worden gemaaid. Bij vroeger maaien ontstaan er maaivormen die nog wel tot bloei komen en ook door bijen worden bezocht. Als dat een paar jaar achtereen gebeurt, is de kans zeer groot dat donderkruid uit de vegetatie verdwijnt. |
Wilde solitaire bijen: Alleen groefbijen (Lasioglossum) waargenomen. |
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code Hb 3 dicht bij een bijenstal. Doordat deze plant in kleine aantallen voor komt draagt het weinig bij aan de dracht. |
|
Platen |
(Bron linkst: Flora Batava, deel 5, Jan Kops et al.); rechts: Flora Danica, Georg Christian Oeder et al.) |
|
|
Plant |
|
|
Bloeiwijze bovenaan een talud |
|
|
Bloeiwijze |
|
|
Fragment bloeiwijze |
|
|
Hoofdjes small tot omgekeerd eivormig. |
|
|
Blad |
|
|
Een holle weg in Zuid-Limburg |
|
|
Een holle weg in Zuid-Limburg |
|
|
Een grazig talud (graft) in Zuid-Limburg |
|
|
Donderkruid op een ruig begroeid talud |
|
|
Honingbijen |
|
|
|
|
|
|
|
|