Reuzenbalsemien - Impatiens glandulifera
Balsaminaceae - Balsemienfamilie |
Hommelplant, drachtplant |
|
Een eenjarig plant |
Bloeiperiode: juli-oktober. |
Bloem: roze-wit tot soms met roodgekleurde delen; tweezijdig symmetrisch; het onderste kelkblad is zakvormig en met een korte, gebogen spoor; bloeiwijze pluimvormig. |
Blad: tegenoverstaand of in kransen van 3 tot 5 toegespitst en scherp getand tot gezaagd; met rode punten op de zaagtanden |
Vrucht: een ei- tot peervormig doosvrucht; rijpe vruchten springen duidelijk hoorbaar open bij contact met ander planten (wind), dieren of mensen. |
Plant: stengels, geribd, kaal, meestal rood aangelopen en met brede knopen die in het water wortels kunnen vormen. |
Hoogte: 0,8-2,0 m |
|
Milieu en groeiplaats: natte en zeer vochtige voedselrijke milieus overwegend op in de zomer vochtig blijvende bodems; op drogere bodems alleen op beschaduwde plaatsen (onder meer op de Veluwe); in hoofdzaak langs en tussen houtige begroeiingen en in strooiselruigten, langs oevers, in en langs beken, in en langs spoorbermen ; ook in stedelijke beplantingen; zonnig-halfschaduw. |
Herkomst en verspreiding in Nederland: India; verwilderd en thans vrij algemeen; zeer invasief! |
Toepassing: werd in ieder geval vroeger in tuinen uitgezaaid. |
Beheer: indien gewenst dan bodem open houden. Zolang de bodem niet volledig is dichtgegroeid, houdt de soort stand; verder met rust laten. Is sterk reproductief en is op open grond of in open vegetaties vaak dominant. Deze plant kan beter niet worden bevorderd. |
Waar deze mooie plant groeit, ontstaat een diepe schaduw, waardoor andere planten geen kans krijgen en lokaal zelfs kunnen verdwijnen. Taluds van waterlopen worden vaak volledig kaal waardoor ze instabiel worden. Om de plant binnen de perken te houden moet hij twee keer ruim voor de bloei worden gemaaid en/of worden uitgetrokken. Vooral op plekken waar deze plant echt schadelijk is voor waterlopen en natuur, moet dat vooral in de zomermaanden geregeld plaats vinden. |
Wilde solitaire bijen: nog niet waargenomen. Is het meest een hommelplant. |
Dracht: veel nectar en witachtig-witgeel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3-5. De meeldraden bevinden zich boven in de hangende bloem. De bijen kruipen daar onderdoor, waardoor het stuifmeel grotendeels aan de bovenkant van de behaarde schedel en borststuk terecht komt. Meestal gaan de bijen stug door met het verzamelen van nectar, maar ze verzamelen het stuifmeel ook aan de achterpoten. |
|
Bloeiwijze Reuzenbalsemien - Impatiens glandulifera |
|
|
Bloem |
|
|
|
|
|
|
Een nog onrijpe doosvrucht |
|
|
Stengels van reuzenbalsemien meestal rood of rood aangelopen |
|
|
Reuzenbalsemien langs de Eyserbeek bij Gulpen: fraai voor de recreant en heel goed voor de hommels en honingbijen, maar een probleem voor de natuur en waterschappen |
|
|
|
Een vegetatie van reuzenbalsemien langs houtsingel in Wageningen (2011) |
|
|
Fragment |
|
|
Fragment vegetatie met reuzenbalsemien in de Millingerwaard (2010) |
|
|
Reuzenbalsemien tussen rimpelroos (Deventer 1996) |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbijen gaan met hun kop in de bloem, keren zich in de bloem om en komen er met hun kop weer uit. In de bloem is voldoende ruimte om te kunnen draaien. |
|
|
|
|