Groenblijvende scheefbloem/Scheefkelk - Iberis sempervirens
Kruisbloemenfamilie - Brassicaceae |
Bijenplant ?, hommelplant?, drachtplant? |
|
Een halfheester |
Bloeiperiode: april mei |
Bloem: wit, met twee grote en twee kleine kroonbladen, dat verklaart ook de naam scheefkelk; bloeiwijze een compacte tros |
Blad: lancetvormig en groenblijvend bij niet te strenge vorst. |
Vrucht: hauwtje = doosvrucht |
Hoogte: 0,2-0,25m |
Overige: plant met opgaande stengels |
|
|
Milieu en groeiplaats: vochthoudende tot iets droge, schrale tot matig voedselrijke, liefst kalkhoudende bodems; zon-halfschaduw |
Herkomst: Zuid-Europa |
Toepassing: tuinen, rotstuinen, geveltuinen, bodembedekker. |
Beheer: wortelonkruiden zoals grassen en zevenblad wieden in een vroeg stadium. |
Wilde solitaire bijen: soms, onder meer grasbij (Andrena flava). |
Dracht: nectar (en stuifmeel?). Indicatie voor dracht: code Hb1. Bijen worden weinig op deze plant waargenomen. In tuinen komen honingbijen weinig tot zelden op deze plant voor. Bij een bijenstal wordt deze plant misschien beter door honingbijen bezocht. |
|
Bloeiwijze |
|
|
Bloem |
|
|
Fragment plant |
|
|
Een voortuin |
|
|
Een stukje afscheidingsgroen naar en tankstation |
|
|
|
|
Verschillende honingbijen met stuifmeel, maar op deze plant zogen bijen alleen honing; het stuifmeel komt van een ander (soort) plant. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Grasbij |
|
|