Sint Janskruid - Hypericum perforatum -- - (Clusiaceae Hertshooifamilie)
Bijenplant, hommelplant, drachtplant.
Een overblijvende (vaste) plant
Bloeiperiode: juni-september
Bloem: geel, bloeiwijze een pluim; takken schuin omhoog staand
Blad: ongesteeld en tegenoverstaand, met talrijke doorzichtige punten.
Vrucht: doosvrucht
Overige: stengel rond met twee lijsten
Hoogte: 0,3-0,8 (1,0) m
 
 
 
 
 
 
Milieu & groeiplaats: droge, schrale tot matig, voedselrijke zandige bodems; in grazige tot iets ruige vegetaties in de duinen, bermen, droge greppels, zandafgravingen, op spoordijken, spoorwegemplacementen, industrie- en haventerreinen en braakliggende terreinen, tussen het plaveisel, op halfverhardingen en in stedelijke beplantingen; zon-licht beschaduwd.
Verspreiding in Nederland: buiten de zeeklei- en laagveengebieden vrij algemeen.
Toepassing: tuinen, tegeltuinen, rotstuinen. Tamelijk reproductief in tuinen, maar is gewoonlijk geen woekeraar.
Beheer: 1 x per jaar in september of later maaien
Wilde solitaire bijen:
  Grasbij Andrena flavipes  
  Tweekleurige zandbij Andrena bicolor  
  Blauwe metselbij Osmia caerulescens  
  Tuinbladsnijder Megachile centuncularis  
  Gewone geurgroefbij Lasioglossum L. calceatum  
  Langkopsmaragdgroefbij L. morio  
  Matte bandgroefbij Lasioglossum leucozonium  
Dracht: stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3.
 
Platen (Bron plaat links: O.W. Thomé Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz 1885; rechts: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm.
 
Bloeiwijze Sint Janskruid
 
Bloem Sint Janskruid
 
Een stadsberm, hier gedomineerd door Sint Janskruid
 
Sint Janskruid vormt meestal grote klusters
 
Sint Janskruid langs het spoor
 
Sint Janskruid in een stedelijke beplanting met rimpelroos
 
Groefbij
 
 
 
 
 
Honingbijen op Sint Janskruid --
 
Honingbijen op Sint Janskruid ---
 
Honingbijen op Sint Janskruid --
 
Honingbijen op Sint Janskruid
 
Honingbijen op Sint Janskruid
 
Een hommel op Sint Janskruid