Muizenoor - Pilosella officinarium (Hieracium pilosella)-
Composietenfamilie - Asteraceae
Bijenplant, hommelplant, drachtplant, vlinderplant.
Een overblijvende (vaste) plant
Bloeiperiode: mei-juni
Bloem: veelal citroen geel, bloeiwijze alleenstaand
Blad: rozetbladen langwerpig-spatelvormig tot smal eirond; bladrand gaaf; de bovenkant met verspreide enkelvoudige haren . de onderkant dicht, viltig behaard (al dan niet met sterharen)d
Vrucht: nootje
Overige: bovengrondse uitlopers; rozetplant
Hoogte: 0,05-0,2 m
Opmerking:
 
 
Milieu & groeiplaats: droge, voedselarme tot matig voedselrijke, zandige en vaak leemhoudende tot zavelige bodems; in grazige vegetaties in graslanden, allerlei bermen en op dijken, greppelkantjes en in schrale gazons; verder op oude, verweerde muren; zon-tb.
Verspreiding in Nederland: buiten de laagveen- en zeekleigebieden vrij algemeen.
Toepassing: tuinen; tegel- steen/rotstuinen.
Beheer: vegetaties met muizenoor worden gewoonlijk in september-oktober gemaaid.
Wilde solitaire bijen:
  Kleine roetbij Panurgus calcaratus Zijn afhankelijk van composieten
  Grote roetbij Panurgus banksianus
  Texelse zandbij Andrena fulvago
  Pluimvoetbij Dasypoda hirtipes
  Gewone dwergzandbij Andrena minutula  
  Roodpotige groefbij Halictus rubicundus  
  Gewone geurgroefbij Lasioglossum calceatum  
  Biggenkruidgroefbij Lasioglossum villosulum  
  Tuinbladsnijder Megachile centuncularis  
Dracht: nectar en geel stuifmeel. Indicatie voor dracht Code 3 tot 1 is afhankelijk van het aantal planten en de aanwezigheid ander drachtplanten.
 
Muizenoor blad bloeiwijze  
 
Hoofdje
 
Plant in grasland
 
Rozetten van muizenoor Terug
 
Muizenoor in een wegberm Terug
 
Muizenoor in licht beschaduwde berm
 
Muizenoor in een grasland Terug
 
Muizenoor op een grazig talud Terug
 
Fragmen van een vegetatie met muizenoor
 
Texelse zandbij (Andrena fulvago)
 
Texelse zandbij
 
Texelse zandbij is onder meer te herkennen aan de gele vezamelharen (scopa)
 
Een groefbij (Lasioglossum) Terug
 
Een groefbij (Lasioglossum) Terug