Kaal knopkruid - Galinsoga parviflora-
Composietenfamilie - Asteraceae
Drachtplant
Een eenjarige plant
Bloeiperiode: juni-oktober
Bloem: lintbloemen (ca. 5) wit, buisbloemen geel; bloeiwijze een armbloemig bijscherm
Blad: tegenoverstaand, eirond met spitste punt, bladrand getand
Vrucht: nootje
Hoogte: 0,2-0,6 m
 
 
 
 
 
 
Milieu en groeiplaats: vochtige tot droge, veelal zeer voedselrijke, open zandige tot zavelige bodems; in akkers, vaak dominant langs bosranden die grenzen aan wegen, moestuinen, op braakliggende terreinen, in stadsplantsoenen, boomspiegels, tussen het plaveisel, op halfverhardingen, tegen muren en straatmeubilair; zon-halfschaduw.
Herkomst en verspreiding in Nederland: oorspronkelijk uit Zuid-Amerika; zeer algemeen op de zandgronden, in noorden zeldzamer.
Toepassing: wordt niet toegepast
Beheer: beheer niet nodig, soort houdt zich zelf in stand op open gronden
Wilde solitaire bijen: niet waargenomen. Bezoekt de plant waarschijnlijk alleen als er niets anders is of als de bijenvolken zeer dicht in de buurt staan.
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 1. (zeer weinig waargenomen)
 
Platen kaal knoopkruid - (bron: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm
 
Platen kaal knoopkruid - (bron rechts: Flora Batavia Jan Kops et al.)
 
Kaal knoopkruid op verharding