Fritillaria persica|
Leliefamilie - Liliaceae
Bijenplant, hommelplant, drachtplant
Een bolgewas
Bloeiperiode: april-begin mei
Bloem: paars tot geelachtig, bloeiwijze een tros

Blad: groenig tot blauwgroen

Vrucht: en doesvrucht
Overige: steel groenig tot paars vooral in de bloeiwijze bij paarse bloemen
Hoogte: 0,6-1,0 m
Opmerking: bollen in september-oktober planten 4 x de diepte van de bolgrootte
 
 
 
 
Milieu: vrij droge, matig voedselrijke tot voedselrijk zandige tot kleiigen bodems, volle zon.
Afkomstig uit: omgeving Iran en Irak, zuidelijk Turkije..
Toepassing: tuinen, rotstuinen (groeit onder natuurlijke omstandigheden onder meer op rotshellingen)
Wilde solitaire bijen: alleen op de bleke vorm bijen waargenomen.
  Tweekleurige zandbij Andrena bicolor  
  Vosje Andrena fulva  
Dracht: nectar en geel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code Hb ? 1 x een paar uur lang enkele honingbijen waargenomen. In de buurt van een bijenvolk waarschijnlijk een goede drachtplant. .
 
Fragment bloeiwijze donkere vorm
 
Fragment bloeiwijze lichte vorm
 
Bloem
 
Bloeiwijze
 
Bloeiwijze
 
Bladen blauwgroen
 
Tweekleurige zandbij op weg naar de meeldraden
 
Honingbij op weg naar de meeldraden
 
Stuifmeel wordt met de voorpoten verzameld en met de middenpoten naar de achterpoten gebracht