Spirea - Filipendula palmata
Rozenfamilie - Rosaceae |
Drachtplant |
|
Een overblijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: juli-augustus |
Bloem: wit, bloeiwijze een tuil; |
Blad: geveerd met een 7- tot 9-delig topblaadje |
Vrucht: |
Overige: |
Hoogte: 0,8-1,2 m |
Opmerking: Deze soort is iets robuuster van moerasspiraea en is goed van de inheemse soort te onderscheiden door de topblaadjes. |
|
|
Filipendula palmata is een die in de perioden van . bloeit. |
Kenmerken: bloem blad ; hoog. |
Milieu: vochtige, matig voedselrijke bodems; zon-tb. |
Herkomst: Siberië, China. |
Toepassing: wordt in tuinen aangeplant, zou ook in openbaar groen kunnen worden toegepast. |
Beheer: Kan in de herfst worden gemaaid. |
Wilde solitaire bijen: niet waargenomen. |
Dracht: (n?)witachtig stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3-5. |
|
Filipendula palmata in de botanische tuin in Utrecht |
|
|
|