Moeraswolfsmelk - Euphorbia palustris
Wolfsmelkfamilie - Euphorbiaceae |
Drachtplant |
|
Een overblijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: mei - juni |
Bloem: bloeiwijze geel en schermvormig; honingklieren eirond tot langwerpig, met afgeronde uiteinden |
Blad: langwerpig |
Vrucht: een wrattige doosvrucht |
Overige: stengels dik en hol |
Hoogte: 0,5-1,5 m |
|
|
|
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats: drassige tot enigszins natte voedselrijke rivierklei- en laagveenbodems; vaak op plaatsen waar ruw strooisel aanwezig is in natte ruigten of ruige, grazige vegetaties, rietvelden en spoorbermen; ook op drogere plaatsen met een natte ondergrond zoals spoorbermen; groeit goed op natte zeer humushoudende tuingrond; zon-tb. |
Verspreiding in Nederland: vrij zeldzaam in het rivierengebied en laagveengebieden. |
Toepassing: tuinen, openbaar groen in parken langs waterpartijen. De planten bevatten zeer veel melksap, dat zich stevig aan de huid kan hechten en moeilijk afwasbaar is. Dit kan mogelijk hinderlijk zijn voor personen met een gevoelige huid. |
Beheer: als ruigte beheren; maximaal 1 maal in de winter periode maaien. |
Wilde solitaire bijen: niet waargenomen. |
Dracht: nectar. Indicatie voor dracht: code 1. Niet echt een bijenplant |
|
Plaat -moeraswolfsmelk - Euphorbia palustris (bron: Flora Batavia Jan Kops et al.) |
|
|
Plant-moeraswolfsmelk |
|
|
Bloeiwijze |
|
|
|
Spoorwegvegetatie bij Wolvega (1994) |
|
|
Honingbijen |
|
|
Honingbijen |
|
|
Honingbijen |
|
|