Koninginnekruid - Eupatorium rugosum
Composietenfamilie - Asteraceae |
Drachtplant, vlinderplant, hommelplant |
|
Een over blijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: eind juli- september |
Bloem: wit, bloeiwijze een pluimvormige tuil |
Blad: eirond, spits toelopend, bladrand grof getand. |
Vrucht: nootje |
Hoogte: 0,9-1.50 |
Opmerking: stegels relatief dun, maar in de volle zon tamelijk stevig |
|
|
|
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats: vochtige, voedselrijke, niet zure grond; zon halfschaduw |
Herkomst: oostelijke gedeelte van Noord-Amerika |
Toepassing: tuinen, langs tuinvijvers. |
Beheer: als vaste plant beheren; planten dit te veel in des schaduw staan, moeten mogelijk worden aangebonden; plant zaait zich niet of weinig uit. De plant lijkt niet invasief, maar is wel gastheer voor de zonnebloemboorvlieg,, die mogelijk in Zuid-Europa in de toekomst schadelijk kan zijn voor de zonnebloemteelt |
Wilde solitaire bijen: niet waargenomen |
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code Hb 1. |
Trekt aanzienlijk minder vlinders en andere insecten aan dat de inheemse koninginnekruid. |
|
Bloeiwijze |
|
|
Bloeiwijze |
|
|
Plant in een tuin |
|
|
Fragment |
|
|
Blad |
|
|
Honingbijen |
|
|
|
|
Dagpauwoog |
|
|
Atalanta |
|
|
Landkaartje |
|
|
|
|
|
|