Smalle purperhoed - Echinacea angustifolia
Composietenfamilie - Asteraceae |
Hommelplant, drachtplant (zeer waarschijnlijk ook vlinderplant) |
|
Een overblijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: juli - augustus |
Bloem: purper; bloeiwijze alleen staand; hoofdjes tegen het einde van de bloei meer bol- tot kegelvormig, lintbloemen ca. 10-15, aanvankelijk schuin naar onder gericht, spoedig slap hangend |
Blad: bladeren min of meer langwerpig, donkergroen, behaard; |
Vrucht: nootje |
Overige: stengel iets ruw behaard |
Hoogte: 0,8-1,2 m |
|
|
|
|
|
Milieu: vochthoudende (niet te vochtige), maar goed doorlatende, niet zure, matig voedselrijke bodems; zon. |
Herkomst: Oostelijk Noord-Amerika (Zuid-Canada tot Texas). |
Toepassing: tuinen. |
Beheer: als vaste plant beheren. |
Wilde solitaire bijen: niet waargenomen |
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3. |
|
Hoofdje begin van de bloei - |
|
|
Hoofdje halfverwege de bloei |
|
|
Bloeiwijze |
|
|
Honingbij |
|
|
|
Honingbij |
|
|
|