Muurleeuwenbek - Cymbalaria muralis
Weegbreefamilie -
Plantaginaceae; voorheen Helmkruidfamilie - Scrophulariaceae |
Bijenplant, drachtplant. |
|
Een overblijvende, kruipende. klimmende of hangende (vaste) plant. |
Bloeiperiode: april-september. |
Bloem: bloem blauw, okselstandig, alleenstaand. |
Blad: zijn lang gesteeld, rondachtigt en met hartvormig voet, 5 tot 9 lobbig. |
Vrucht: doosrvrucht |
Plant: met lange slappe stengels en op de knopen wortelend. |
Hoogte, lente: 0,15-,06m lang; klimt tot ca 2,0m hoog. |
|
|
|
|
|
Milieu: op vochtige tot iets droge oude en verweerde muren en stenig substraat; Zowel vrijstaande muren als die van oude gebouwen en kademuren; verder beschoeiingen van beken, op stenige plaatsen op spoorwegemplacementen, op het plaveisel en tegen muren en straatmeubilair, basaltglooiingen; in 2006 veel aan de waddenkant van de afsluitdijk; afhankelijke van de vochtigheid zonnig-halfschaduw. |
Verspreiding in Nederland: oorspronkelijk uit Zuid-Europa in hoofdzaak in Zuid-Limburg, en in stedelijk gebied. |
Toepassing: muren, tuinen, tegeltuinen, rotstuinen, groeit ook als klimplant. |
Beheer: onder gunstige omstandigheden en snelle groeier die in tuinen gemakkelijk lage planten overgroeit; kan tijdelijk bodembedekkend zijn. |
Wilde solitaire bijen: |
|
Grote wolbij |
Anthidium manicatum |
|
|
Zandbijen |
Andrena |
|
|
Groefbijen |
Lasioglossum |
|
|
Dracht: nectar. Indicatie voor dracht: code 1. |
|
Plaat muurleeuwenbek en lengte stengels - (bron plaat: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm) |
|
|
Plaat muurleeuwenbek en lengte stengels - (bron plaat: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm) |
|
|
Blad en bloeiwijze |
|
|
Fragment muurbegroeiing |
|
|
Een basaltglooiing |
|
|
Fragment in steegje |
|
|
Fragment onder en bij een bank in Harlingen |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|
Een zandbij |
|
|
Een zandbij |
|
|
Een groefbij (Lasioglossum) |
|
|
Een groefbij (Lasioglossum) |
|
|
Een groefbij (Lasioglossum) |
|
|
Grote wolbij |
|
|