Drachtplanten

Gele kornoelje - Cornus mas
Kornoeljefamilie - Cornaceae

(Bijenplant), hommelplant, drachtplant.

	Een heester of boom
	Bloeiperiode: februari - maart
	Bloem: geel, bloeiwijze, vlakke tot iets bolvormige bijschermen, bloei is voor het verschijnen van het blad
	Blad: langwerpig tot -eirond, tegenoverstaand, met 3-4 paar nerven
	Vrucht: rode, ovale, tot 2 cm grote bessen
	Overige: Hout: twijgen groen, verkleurend naar bruinachtig
	Hoogte: als heester tot 6 als boom tot 8,0 (9,0) m

Milieu en groeiplaats: min of meer vochtige, vrij schrale tot voedselrijke, neutrale tot zwak kalkhoudende bodems; langs bosranden en struwelen; in Nederland zijn natuurlijke standplaatsen vrijwel verdwenen; zonnig-licht beschaduwd

Verspreiding in Nederland: zeer zeldzaam in Zuid-Limburg; veel aangeplant in gemengde loofhoutbeplanting, in tuinen etc.

Toepassing: tuinen. parken, landschappelijke beplantingen, openbaar groen. Tegen de tijd dat de knoppen open gaan kunnen de takken binnen in een vaas worden gezet. Ze komen dan verder in bloei. Ze blijven ongeveer een week goed.

Beheer: in heggen nu en dan kort terugsnoeien; in tuinen vooral verjongings- en vormsnoei.

Wilde solitaire bijen: groefbijen.

Roodpotige groefbij

Halictus rubicundus

Dracht: nectar en geel stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3-5 (rwn 3, rwp 5)

het bezoek van bijen is zeer onregelmatig. In het vroege voorjaar is het vaak nog te koud voor bijen terwijl gele koernoelje in volle bloeistaat. Vaak is de plant uitgebloeid voordat honingbijen daarvan hebben kunnen profiteren. Als de plant laat in bloei komt (2010), wordt de kans groter dat die druk door honingbijen en hommels wordt bezocht. Aanplanten is zeer zeker aan te bevelen.

Platen - (bron links: O.W. Thomé Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz; rechts: Deutschlands Flora in Abbildungen. Johann Georg Sturm