Akkerwinde - Convolvulus arvensis
Windefamilie - Convolvulaceae
Bijenplant, hommelplant, drachtplant, (vlinderplant)
Een overblijvende plant
Bloeiperiode: juni - september
Bloem: wit tot roze, bloeiwijze alleenstaand of 2 bij elkaar in de bladoksels
Blad: blad pijlvormige tot langwerpig
Vrucht:
Overige: met een diep wortelende (40-50 cm) wortelstok
Hoogte/lente: 0,2-1,0 m
Opmerking: een deel van de wortelstokken bevinden zich vaak diep horizontaal in de bodem. Vandaaruit gaan er weer wortelstokken min ofmeer verticaal omhoog.
 
 
Milieu en groeiplaats: iets vochtige tot zomer (droge), zandige tot lichte kleiige bodems; op open zonnige plaatsen en open, grazige vegetaties op allerlei dijken, in bermen, veel op allerlei spoorwegterreinen, tegen hekwerken, op greppelkanten, halfverhardingen en tussen plaveisel; zon-tb.
Verspreiding in Nederland: algemeen
Toepassing: in heem tuinen; kan zeer lastig onkruid zijn .
Beheer: bodem iets open houden; in grazige vegetaties kan met eenmaal maaien in de nazomer worden volstaan.
Wilde solitaire bijen:
  Grasbij Andrena flavipes  
  Tweekleurige zandbij Andrena bicolor  
  Breedbandgroefbij Halictus scabiosae  
  Matte bandgroefbij Lasioglossum leucozonium  
  Langkopsmaragdgroefbij Lasioglossum morio  
  Biggenkruidgroefbij Lasioglossum villosum (Westrich, 1989)
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3.
 
Platen akkerwinde: (Bron links: O.W. Thomé Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz 1885; rechts: Carl Axel Magnus Lindman: Bilder ur Nordens Flora (1901-1905)
 
Fragment van een graslandvegetatie op dijktalud
 
Akkerwinden groeit vaak in de duinen op gestoorde plekken
 
Een fragment van akkerwinde in het ballastbed van het spoor
 
Akkerwinde groeit tegen een muur op
 
Akkerwinde komt vaak in basaltglooiingen voor: hier langs de Nieuwe Waterweg
 
Akkerwinde op een schouwpad en ballastbed van het spoor
 
Akkerwinde in een afrastering op een dijk langs de Waal
 
Een fragment
 
Met honingbij ----
 
Met honingbij
 
Luzernevlinder