Europese blazenstruik - Colutea arborescens-
Vlinderbloemenfamilie - Fabaceae |
Bijenplant, hommelplant, drachtplant |
|
Een heester |
Bloeiperiode: mei begin juni (hoofdbloei) bloeit; nabloei tot eind oktober |
Bloem: geel, vlag met rode tekening of vlekken, bloeiwijze een okselstandige, armbloemige tros |
Blad: geveerd met 9 tot13 geaderde blaadjes van 1,5-3 cm lang |
Vrucht: sterk opgeblazen en ca. 6 cm lang |
hout: jonge twijgen groen, later naar grijs verkleurend |
Hoogte: tot 4,0m |
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats: schrale tot matig voedselrijke, vochtige tot iets droge, zwak zure tot licht kalkhoudende bodems; zon - half schaduw. |
Herkomst en verspreiding in Nederland: Midden- en Zuid-Europa en Noord-Afrika; vooral in stedelijk groen aangeplant; soms verwilderd. De plant zaait zicht gemakkelijk uit. |
Toepassing: tuinen. parken, openbaar groen. Opmerking: Alle delen van de plant zijn giftig; vooral de zaden. |
Beheer: kan na de bloei worden gesnoeid; kan in het voorjaar tot 20 - 50 cm boven de grond worden afgezet. Bij speelplaatsen voor vruchtenzetting snoeien. Wordt zonder snoei vaak een losse breed uitgroeiende heester. |
Wilde solitaire bijeneer: |
|
lathyrusbij |
Megachile ericetorum |
is afhankelijk van vlinderbloemigen |
|
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3. |
|
Platen (Bron O.W. Thomé Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz 1885) |
|
|
Fragment heester |
|
|
Fragment heester |
|
|
Bloem en bloeiwijze |
|
|
Bloem en bloeiwijze |
|
|
Vruchten |
|
|
Lathyrusbij (vr. links, m rechts) |
|
|
Lathyrusbij (vr) |
|
|
Lathyrusbij (vr) |
|
|
Lathyrusbij (m) |
|
|