Oeverdistel/beekdistel - Cirsium rivulare
Composietenfamilie - Asteraceae |
Bijenplant, hommelplant, drachtplant, vlinderplant. |
|
Een overblijvende (vaste) plant) |
Bloeiperiode: juni - augustus (september) |
Bloem: paars, bloeiwijze alleenstaand tot enkele hoofdjes bijeen, maar stengel in de top tuil- tot trosvormig vertakt |
Blad: distelachtig, maar met moesachtige bladen en zachte stekels |
Vrucht: een nootje |
Hoogte: 0,8-1,2 m |
|
|
|
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats vochtige tot natte, voedselrijke, bodems; van nature op grazige plaatsen; zon. |
Verspreiding in Nederland: inheems in Zuidwest en Midden-Europa; ingeburgerd/invasief in Zweden en Finland. |
Toepassing: tuinen; vooral de cultivar 'Atropurpureum' wordt door kwekers aangeboden. Moet op schralere bodems worden bijgemest. |
Beheer: Waar de soort van nature voorkomt wordt gemaaid of begraasd |
Wilde solitaire bijen: onbekend |
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 1(3). |
|
Plaat Oeverdistel of beekdistel - Cirsium rivulare - (bron Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm) |
|
|
Bloeiwijze |
|
|
Een vegetatie Oeverdistel met dodemansvingers (witte schermbloem) (Zuidwest-Finland 2004) |
|
|
Een fragment (Zuidwest-Finland2004) |
|
|
Een donker cultivar in een tuin samen met kattenkruid |
|
|
|
Een aardhommel |
|
|
Honingbij |
|
|
Honingbij |
|
|