Wilde cichorei - Cichorium intybus
Composietenfamilie - Asteraceae |
Bijenplant, hommelplant, drachtplant, (vlinderplant) |
|
Een overblijvende (kortlevende vaste) plant |
Bloeiperiode: juli-augustus |
Bloem: blauw, bloeiwijze vertakt (schijnaren) en hoofdjes eindelings en okselstandig |
Blad: rozetbladeren langwerpig, bochtig veervormig gespleten; stengelbladeren eveneens langwerpig, minder ingesneden, ongesteeld en aan de voet stengelomvattend |
Vrucht: nootje |
Overige: stengels met melksap, gegroefd, gewoonlijk ruw behaard en zeer taai; planten met penwortel |
Hoogte: 0,5-1,5 m |
|
|
|
Milieu & groeiplaats: vochtige en vochthoudende, veelal kalkhoudende, voedselrijke zavel- en lichte kleibodems; in grazige vegetaties en vaak op verdichte bodems; op rivier- en spoordijken, weilanden in de uiterwaarden, in bermen vaak op de overgang van wegdek/wegberm; zon. |
Verspreiding in Nederland: vrij algemeen tot vrij zeldzaam in het rivierengebied en in Zuid-Limburg |
Toepassing: wordt vaak in stadsbermen en andere open terreinen uitgezaaid. |
Beheer: Afhankelijk van het type vegetatie wordt er 1 of 2 maal per jaar gemaaid. Op zomerdroge bodems gewoonlijk vanaf eind augustus tot half oktober. Op vochtige matig voedselrijke bodems wordt er rond eind juni gemaaid; indien rapunzelklokje en aardaker aanwezig zijn mag de 1e maaibeurt niet later dan eind mei plaatsvinden. De 2e maaibeurt september - oktober. Bij de 1e maaibeurt op stoppelhoogte 10 cm instellen. Maaien in het groeiseizoen is zeer nadelig voor bijen en andere insecten. Als het niet anders kan liefst een gefaseerd maaibeheer. Op verdichte bodems. langs het wegdek is maaien in principe niet nodig; op beweide dijktaluds houdt de soort ook stand. |
Wilde solitaire bijen: |
|
Kleine roetbij |
Panurgus Calcaratus |
Zijn afhankelijk van composieten |
|
Kruiskruidbij |
Andrena denticulata |
|
Pluimvoetbij |
Dasypoda hirtipes |
|
Tronkenbij |
Heriades truncorum |
|
Tuinbladsnijder |
Megachile centuncularis |
|
Groefbijen: Halictus en Lasioglossum |
|
Breedbandgroefbij |
H.scabiosae |
|
|
Parkbronsgroefbij |
H. tumulorum |
|
|
Roodpotige groefbij |
H. rubicundus |
|
|
Gewone geurgroefbij |
L. calceatum |
|
|
Langkopsmaragdgroefbij |
L. morio |
|
|
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht Code 5. |
Andijvie - Cichorium endivia |
Een jarige plant; lijkt zeer veel op wilde cichorei. Plant is (veel) minder stug dan wilde cichorei. MILIEU: vochtige voedselrijke bodems; vaak op verlaten en verwaarloosde volkstuinen; zon. Verspreiding in Nederland: cultuurplant uit Zuid-Europa geregeld verwilderd, maar niet standhoudend. Wordt ook door wilde solitaire bijen, hommels en honingbijen bezocht. |
|
Platen wilde cichorei - (bron links: O.W. Thomé Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz; rechts:Carl Axel Magnus Lindman: Bilder ur Nordens Flora) |
|
|
Bloeiwijze wilde cichorei |
|
|
|
Bloeiwijze wilde cichorei |
|
|
Wilde cichorei komt vaak op rivierdijken voor (Rijndijk) |
|
|
Wegrand op een rivierdijk van de Waal |
|
|
Wegrand op een rivierdijk van de Waal |
|
|
Wilde chichorei uitgezaaid in Apeldoorn (1992) |
|
|
Honingbij arriveert bij bloem |
|
|
Een fractie van een seconde later. Het stuifmeel is helder wit |
|
|
Steenhommel: zoekt hier nectar --- vervolg foto |
|
|
Steenhommel: zoekt hier nectar |
|
|
Pluimvoetbij (vr) |
|
|
Pluimvoetbij (vr) |
|
|
|
Pluimvoetbij (man): lijkt op honingbij, maar onder meer de celstructuur vleugels is anders |
|
|
Een groefbij |
|
|
Een groefbij (Laioglossum) |
|
|
Tronkenbij |
|
|
Kleine vos |
|
|
|
|