Kleine leeuwenbek - Chaenorhinum minus
Weegbreefamilie - Plantaginaceae; voorheen Helmkruidfamilie - Scrophulariaceae)
Hommelplant, drachtplant
Een eenjarige plant
Bloeiperiode: juni - september
Bloem: licht paarsachtig
Blad: lijn tot spatelvormig
Vrucht: een doosvrucht
Overige: vaak een bossig vertakte plant
Hoogte: 0,1-0,25m.
 
 
 
 
 
 
 
Milieu en groeiplaats: Vochtige tot iets droge, Voedselrijke tot matig voedselrijke, zandige tot zavelige en gruisachtige bodems; in akkers, moestuinen, op spoorwegterreinen, tussen plaveisel en oude verweerde muren; zon
Verspreiding in Nederland: in hoofdzaak in Zuid-Limburg, verder voornamelijk door het hele land een spoorwegplant (in ieder geval vóór 2000).
Toepassing: eventueel in akkerranden
Beheer: bodem openhouden; op plaveisel met rust laten, bestrijding is zinloos.
Wilde solitaire bijen: nog niet waargenomen.
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code Hb 2 & 1. Eenmaal talrijk bijenbezoek waargenomen op het spoorweg emplacement in Leeuwarden (ca. 1988). Hommels beten een gat in de bloemen (inbreken) om bij de nectar te komen vervolgens werd deze toegang door honingbijen gebruikt. Daarna alleen incidentele waarnemingen.
 
Platen (bron links :Flora Batava Jan Kops et al.; rechts: Flora Danica, Georg Christian Oeder et al.)
 
(Bron: Deutschlands Flora in Abbildungen.Johann Georg Sturm)
 
Kleine leeuwenbek op een perron in Midden-Limburg
 
Bloem en doosvrucht
 
Vegetatie met kleine leeuwenbek en tengere vetmuur op een oude loswal van de NS in Z-L (ca. 1985)