Rode spoorbloem - Centranthus ruber

Rode spoorbloem - Centranthus ruber
Kamperfoeliefamilie - Caprifoliaceae

Bijenplant, drachtplant, vlinderplant.

	Een overblijvende (vaste) plant
	Bloeiperiode: juni - augustus (september).
	Bloem: rood-bleekrood of wit, bloeiwijze een bijscherm.
	Blad: lancetvormig tot eirond.
	Vrucht: zie bij familie.
	Plant: plant grijs- tot blauwachtig groen; blad stengels rechtopstaand tot opgaand.
	Hoogte: 0,6-1,0 m.

Milieu: droge tot iets vochtige, neutrale en liefst kalkhoudende bodems en substraten; meestal op stenig substraat; zoals rotswanden, muren, trottoirranden, vooral tegen muren en steenglooiingen; zonnig.

Herkomst en verspreiding in Nederland: Zuid-Europa en het Middellandse Zeegebied, verwilderd in stedelijke gebied.

Toepassing: tuinen, rotstuinen, tegel en geveltuinen, muren. De foto van de muur in het Griftpark in Utrecht is eigenlijk geen muurvegetatie. Rode spoorbloem is hier aangeplant in gaten in de muur. Achter de muur bevindt zich grond tot bovenaan toe. De planten groeien dus in de volle, vochtige grond. Is mogelijk giftig voor vee.

Beheer: als vaste plant beheren; zaait zich in beperkte mate uit.

Wilde solitaire bijen: meer naar het zuiden onder meer wolbijen.

Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code Hb1. In Nederland wordt de plant weinig door bijen bezocht. Bij een vochtige ondergrond en zwoel weer wordt de plant redelijk druk , maar niet massaal, door honingbijen bezocht. Tot nu toe (2012) een waarneming van druk bijenbezoek op de Muur van het Griftpark in Utrecht in 2011.