Tamme kastanje Castanea sativa

Tamme kastanje - Castanea sativa
Beukenfamilie - Fagaceae

Drachtplant, hommelplant

	Een boom.
	Bloeiperiode: juni - juli; soms tweede bloei in augustus
	Bloem: wit; bloem kluwevormig, mannelijke bloemen bovenaan en de vrouwelijke onderaan bloeiwijze; bloeiwijze aarvormig, tot 20 cm lang, ontstaan vanuit de bladoksels, aanvankelijk rechtopstaand maar in volle bloei overhangend;
	Blad: lancetvormig, tot ca. 18 cm langen bladrand scherp getand, iets leerachtig en glanzend, herfstkleur geel.
	Vrucht: zeer dicht met scherpe stekels bezet.
	hout: schors en twijgen grijsbruinachtig
	Hoogte: tot 30 m.
	Opmerking: vruchten worden voor consumptie gebruikt.

Milieu: vochtige tot vochthoudende, matig voedselrijke tot enigszins schrale, lemige tot kleiige, zwak zure (humushoudende) bodems; meestal aangeplant en ingeburgerd in bossen, vaak in parken, verder in tuinen; zonnig.

Verspreiding in Nederland en Herkomst: aangeplant vrij algemeen; de soort is zeker al een paar duizend jaar in ons land. Is inheems in het oostelijk gedeelte van het Middellandse-Zee gebied en rond de Zwarte Zee.

Fauna: alleen honingbijen waargenomen; zal zeker ook door hommels worden bezocht.

Toepassing: Deze soort zou in bossen, parken en recreatie terreinen veel meer kunnen worden aangeplant; wordt ook in tuinen aangeplant. De vruchten, kastanjes worden door mensen met allerlei culturele achtergronden gretig verzameld. Met deze sociale functie zou veel meer rekening gehouden moeten worden.

Beheer: Bosbeheer; zal vooral in te kleine tuinen om de paar jaar moeten worden terug gesnoeid.

Wilde solitaire bijen: groefbijen, maskerbijen.

Dracht: nectar en geelachtig stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 5 ( rwn 2, rwp 3).

Platen tamme kastanje - (bron links: O.W. Thomé Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz; rechts: Franz Eugen Köhler, Köhler's Medizinal-Pflanzen)