Dalmatiëklokje - Campanula portenschlagiana
Klokjesfamilie - Campanulaceae- |
Bijenplant, hommelplant, drachtplant. |
|
Een Overblijvende (vaste) plant |
Bloeiperiode: juni-augustus |
Bloem: blauw, bloemkroon tot voor de helft van de kroon ingesneden; bloeiwijze een zeer losse pluim |
Blad: met hartvormige voet, bladrand gezaagd. |
Vrucht: een doosvrucht |
Hoogte: 0,1-0,15 hoog; stengels slap, tot ca. 50 lang. |
|
|
|
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats: enigszins vochtige, matig voedselrijke, leemhoudende tot kleiachtige bodems en stenige milieus; zonnig. |
Herkomst: Kroatië; in Nederland nu en dan verwilderd vooral in het stedelijke gebied. |
Toepassing: tuinen. tegel- en geveltuinen, rotstuinen. |
Beheer: als vaste pant beheren |
Wilde solitaire bijen: |
|
Grote klokjesbij |
Chelostoma rapunculi |
Zijn van campanula's afhankelijk |
|
Klokjesdikpoot |
Melitta haemorrhoidalis |
|
Grote bladsnijder |
Megachile willughbiella |
|
|
Dracht: nectar en witachtig stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 3. |
|
Campanula portenschlagiana |
|
|
Muur in Noord-Frankrijk |
|
|
Een gebroken grafsteen op de Oude begraafplaats van Leiden |
|
|
Verschil bloemkroon tussen: |
Campanula poscharskyana: kroon breed klokvormig |
|
|
|
Campanua portenschlagiana: kroon meer trechtervormig |
|
In de kleuren van de natuurlijke soorten zit ook duidelijk verschil. Door cultivars kan dat verschil worden versterkt of worden verzwakt. Het meest duidelijke onderscheid wordt gevormd door de vorm van de bloemkroon en de diepte van de insnijding. |
|