Zaadhuttentut of huttentut - Camelina sativa
Kruisbloemenfamilie - Brassicaceae
Bijenplant, hommelplant,  drachtplant, vlinderplant.
Een eenjarige plant
Bloeiperiode: mei-juni
Bloem: bloem geel; bloeiwijze een samengestelde tros
Blad: onderste bladeren steelvormig versmald, de bovenste bladeren zittend met oortjes of een pijlvormige voet
Vrucht: een houwtje
Hoogte: 0,3-1,2 m
 
 
 
 
 
Milieu en groeiplaats: vochthoudende tot vochtige, maar zomerdroge; schrale tot matig voedselrijke bodems; vroeger als akkeronkruid in vlasvelden; wordt nu en dan gevonden op terreinen met open grond: onder meer spoorweg terreinen.zon.
Herkomst: adventief uit Zuidoost Europa en aangrenzend Azië; daar en in andere streken geteeld voor de oliehoudende zaden.
Toepassing: Kan in bloemakkers en bijenweide worden uitgezaaid.
Beheer: bodem jaarlijks openhouden eggen of ondiep ploegen.
Wilde solitaire bijen: zandbijen (Andrena flavipes).
Dracht: Dracht: nectar en stuifmeel; indicatie voor dracht in grote groepen code 5; als landbouwgewas kan het een hoge plant worden, dan vooral van belang voorhoningbijen.
 
Plaat en plant zaadhuttentut - (bron plaat: Flora Batava, Jan Kops en F. W. van Eeden)
 
Platen zaadhuttentut - (bron plaat links: Carl Axel Magnus Lindman: Bilder ur Nordens Flora; rechts: O.W. Thomé Flora von Deutschland, Österreich und der Schweiz)
 
Fragment van een akker met huttentut
 
Bloeiwijze huttentut met houwtje
 
Grasbij
 
Grasbij
 
Grasbij