Grote hardvrucht - Bunias orientalis --
Brassicaceae - Kruisbloemenfamilie |
Bijenplant, drachtplant |
|
Een tweejarige ( soms een kortlevende vaste) plant. |
Bloeiperiode: mei - juni. |
Bloem: geel. |
Blad: bladen ruw behaard; rozetbladen langwerpig, bochtig-veerspletig. |
Vrucht: hauwtje scheef eivormig tot min of meer rond, wrattig 0,5 tot 1 cm lang. |
Stengel: bovenaan sterk vertakt, bezet met klierachtige knobbels. |
Hoogte: 0,6-1,2 m. |
|
|
|
|
|
|
Milieu en groeiplaats: vochtige, voedselrijke bodems; in grazige en ruige vegetaties op dijken, in bermen, spoorbermen en spoorwegterreinen; zonnig. |
Verspreiding in Nederland: zeldzaam in het rivierengebied en in Zuid-Limburg. |
Toepassing: educatieve tuinen. |
Beheer: in de nazomer maaien na het rijpen of vallen van de zaden. |
Wilde solitaire bijen: zandbijen (Andrena), groefbijen (Lasioglossum). |
Dracht: nectar en stuifmeel. Indicatie voor dracht: code 1. (hoger indien talrijk) |
|
Platen grote hardvrucht - Bunias orientalis - (bron boven: Carl Axel Magnus Lindman: Bilder ur Nordens Flora; onder: www.geheugenvannederland.nl) |
|
|
|
Stengel en bloem |
|
|
Stengel bezet met klierachtige knobbels |
|
|
Vrucht/hauwtje |
|
|
Plant in een berm langs dijktalud |
|
|
Bunias op de spoordijk bij Arnhem-Zuid (1995) |
|
|
Een groefbij |
|
|
Groefbijen |
|
|