Aanleggen ecologische tuinen, parken en kleinschalig groen
Burgers kunnen in samenwerking met de plaatselijke overheid veel beteken voor de bijenstand. Vooral in de jaren tachtig en negentig in de vorige eeuw werden er veel initiatieven genomen tot het aanleggen van vlindertuinen, natuurtuinen en thematuinen. In deze tuinen werden zowel inheemse als uitheemse plantensoorten toegepast.
Wat al deze tuinen gemeen hadden, is dat honingbijen, hommels en andere wilde bijen er talrijk voorkwamen, mede doordat ze ecologisch werden beheerd. Voorbeelden zijn de Bikkershof in Utrecht, Natuurtuin Bottendaal en de vlindertuin Hengstdal (is sterk verwaarloosd!) in Nijmegen en de Watertuin in het Spijkerkwartier in Arnhem. Met het verloop van de bewoners en de ambtenaren vervaagt vaak de betrokkenheid en de daarmee samenhangende continuïteit in het onderhoud. De huidige problematiek is een goed argument om zulke initiatieven opnieuw te stimuleren en veel beter te begeleiden. Daarnaast zijn er ook de zogenaamde natuur- of ecologische parken.
Een voorbeeld van biodiversiteit is het Holypark in Vlaardingen. Een fenomeen dat sinds de jaren tachtig sterk in opmars is, is toepassen van het kleinschalige groen in dicht bebouwde plekken in steden. Het gaat hier onder andere om tegeltuinen en geveltuinen. Vooral in combinatie met andere groene elementen in de omgeving leidt dit vaak tot de aanwezigheid van honingbijen, hommels, andere wilde bijen, en vlinders. De totale biodiversiteit wordt hierdoor niet merkbaar verbeterd, maar het draagvlak voor de regionale biodiversiteit, kan wel worden versterkt.
 
Inzaaien en uitplanten van soorten
Het introduceren van planten is van alle tijden. Om het voedselaanbod van bijen te verruimen, kunnen soorten worden ingezaaid en uitgeplant. Om de natuurlijke samenstelling van de flora niet verder te verstoren is het raadzaam om introductie van planten tot de bebouwde omgeving te beperken en de introductie van invasieve (snel verspreidende) soorten te voorkomen of zelfs te verbieden. Hiervoor gelden de volgende richtlijnen waarbij de eerste twee het beste zijn:
1 Uitleggen van maaisel met rijpe zaden dat uit de omgeving afkomstig is.
2 Zaaien met uit de omgeving gewonnen zaad. Per soort moet er in verband met de genetische variatie van verschillende planten worden geoogst.
3 Zaaien van eigen gekweekt zaad van planten die behoren tot de populatie van de streek.
4 Zaad betrekken van kwekers van inheemse kruiden en heemtuinen.
5 Streekeigen materiaal gaat boven materiaal dat van buiten de streek is aangevoerd
6 Zaad van zeldzame en niet wettelijk beschermde soorten in zeer beperkte mate alleen oogsten buiten de natuurreservaten, bij voorkeur in overleg met een deskundige.
7 zaad van minder algemene tot zeldzame soorten (waarvan dan 30 planten aanwezig zijn), wordt niet of in zeer beperkte mate geoogst.
8 Zeer zeldzame, bedreigde en wettelijk beschermde planten worden in principe met rust gelaten.
 
Toepassingen en burgerinitiatieven
Veel van de 1200 soorten planten die in het Plantenvademecum worden genoemd kunnen worden toegepast in de openbare en semi-openbare ruimte. Dit geldt zowel voor cultuurlijke als natuurlijke begroeiingen. Een voorbeeld is Nepeta (kattenkruid) die als afscheidingsgroen tussen trottoirs en rijweg kan worden aangeplant.
Veel stinzen- en bosplanten kunnen zonder veel extra beheer onder houtige beplantingen worden geïntroduceerd. Gevel- en tegeltuinen, vasteplantenborders binnen de bebouwing bieden eveneens mogelijkheden voor bloembezoekende insecten die soms op de meest stedelijke plekken talrijk kunnen voorkomen.
Naast allerlei instellingen en locale en regionale overheden kunnen burgers ook zelf een bijdrage leveren om bijen te bevorderen. Daar zijn allerlei voorbeelden van: van tegeltuin tot vlindertuin, van particuliere tuin tot gemeenschappelijke tuin; van hofje tot kasteeltuin.
Deze bijenhelpdesk geeft geen voorbeelden van beplantingsplannen of schema's voor deze elementen, maar toont ca. 500 situaties waarin planten voor bijen en meestal ook voor vlinders kunnen worden toegepast of door ecologische groenbeheer kunnen worden bevorderd..
 
Bestuurlijk draagvlak
Veel zaken kunnen alleen maar worden gerealiseerd als daar bestuurlijk draagvlak voor is. Dit draagvlak ontstaat meestal niet spontaan, maar moet vaak worden bevochten.
Zeer essentieel is dat  de betekenissen en functies van een beplanting als een samenhangend geheel aan elkaar worden gekoppeld. Als we het dan over drachtplanten hebben, houden we  ook rekening met  recreatie, esthetische kwaliteit van de woon en leefomgeving,  natuurervaringen van kinderen,  het welzijn van ouderen, de biodiversiteit.
Van groot belang is ook dat de bewoners op straat-, buurt- en wijkniveau zich hiervan bewust worden. Investeren in groen is investeren in de kwaliteit van de samenleving. Een bloemrijke omgeving met een grote biodiversiteit verhogen de belevingswaarde en daarmee ook de leefbaarheid. Het is dan een bijkomend positief effect dat ook de bijen hiervan kunnen profiteren.
Om de leefomgeving ook voor imkers interessant te maken, moeten er ook voldoende kleinschalige standplaatsen voor bijenvolken worden gecreëerd. Dit vermindert bovendien het risico van besmetting van bijenvolken.
Bestuurlijk draagvlak winnen lukt het beste via een platform waarin groene organisaties zijn verenigd. Een dergelijk platform zou niet alleen de nadruk moeten leggen op biodiversiteit, maar ook op het algemeen maatschappelijk belang van de groene buitenruimte.