Kleine harsbijen - Anthidiellum | ||||||
Bijen met 2 submarginale cellen, 2e discoidale dwarsader mondt uit achter of in 2e Sm.ader: vrouwtjes met buikschuier. Een kleine gedrongen, wespachtig gekleurde, weinig behaarde en sterk gepuncteerde bij; zijkant borststuk (mesopleurum) vooraan met een lijst en het schildje (scutellum) sterk plaatvormig verlengd (steekt voorbij het pronotum uit) klauwlid met hechtlapje (pulvillus) lengte 5-7 mm. Vrouwtje: clypeus zwart, naast de ogen met gele tot witte vlekken; scopa wit/witgeel. Mannetje: gezicht en kaken geel tot witgeel; 6e sterniet met een lange schuin naar achter gerichte stekel; 7e tergiet in het midden met een tand; 2e-5e sterniet met vrij lang borstelig behaard. Zie verder bij soort: kleine harsbij/Anthidiellum strigatum |
||||||
1 soort in Nederland: | ||||||