Zandbijen - Andrena------- Levenswijze ----- Zandbijen in tuinen
---
Habitus: in het algemeen matig tot dicht behaarde bijen van ca. 6 ( Andrena minitula) tot 16 mm ( Andrena hattorfiana) lang. Het uitwendige skelet is meestal donker gekleurd (meestal zwart of donker bruinachtig), bij sommige soorten ten dele rood of met een metaalglans. Het borststuk is meestal dicht behaard; het achterlijf kan zeer dicht behaard zijn, maar ook vrijwel kaal. De beharing is vaak gekleurd (wit, zwart, bruinachtig, minder geelachtig). Deze kleuren verbleken snel. Zowel de tegieten als de sternieten kunnen op het eind dichte haarbandjes hebben. Fimbria: De wijfjes hebben ophet 5e rugsegment een dichte rij haren (fimbria analis) die fimbria wordt genoemd. De voorvleugel heeft 3 submarginale cellen. De 1e cel is duidelijk groter dan de 3e en de 2e is kleiner dan de 3e. De basale ader is zwak gebogen (bijna recht).
De vrouwtjes hebben brede, glanzende fluwelen vlakken, de zogenaamde oogstreep tussen de bases van de antennes en de binnenrand van de ogen. Dit is alleen goed te zien onder een bepaalde lichtinval en met een redelijk sterke (10x) en scherpe loep. Op de foto zijn alleen twee donkere vlekken te zien; de oogstrepen gaan gedeeltelijk schuil achter de beharing van het gezicht.
De achterpoten van het vrouwtje zijn dicht behaard: met gekromde haren aan de dijring (de floccus) en een dichte lange beharing om hun poten (scopa tibialis). Zowel met de floccus als met de scopus wordt stuifmeel verzameld. Zie foto hieronder.
De mannetjes zijn slanker en dunner behaard, hebben vaak gekruiste kaken en een langere beharing op het gezicht.
Het vrouwtje bouwt en verzorgt het nest dat wordt gegraven in zandige bodems.
--
Voorvleugel zandbij met 3 submarginale cellen Terug
--
Oogstreep (OS): Onder "Os" bevindt zich een brede, glanzende oogstreep of voorhoofdsgroeve die bestaat staat uit een korte viltige beharing ---- Terug
--
Mannetje van Andrena vaga: met lange beharing op het gezicht en lange gekruiste kaken Terug
--
Fimbria, einde achterlijf en scopa zonder stuifmeel.
--
Scopa, floccus: Achterpoot zandbij met scopa volledig verzadigd met geel stuifmeel; direct onder de vleugel de floccus waarmee ook stuifmeel wordt verzameld; rechts Terug
--
Grasbij (Andrena flavipes met haarbandjes verder dun tot matig behaard) Terug
--
Vosje(Andrena fulva) dicht behaard Terug
--
Milieu van zandbijen ---
Zandbijen vliegen op plekken in de omgeving van een zandig droge tot iets vochtige bodem; in het algemeen lichtw minerale bodems (zand, zavel, leem. Deze plaatsen moeten min of meer vrij van begroeiing zijn. IJjle begroeiingen met een niet te dichte wortellaag zijn voor veel zandbijen ook acceptabel. Dit zijn bijvoorbeeld open grazige begroeiingen of een moslaag met open plekken. Grote kolonies zandbijen worden alleen aangetroffen op grote open plaatsen of grote plekken met ijle begroeiing.
Natuurlijke en halfnatuurlijke milieus: duinen, heiden, bosranden en rivierduinen.
Sterk cultuurlijke milieus: zandgroeve, industrie terreinen, spoorwegterreinen, dijkhellingen, bermen, greppelkanten en stijlkanten, zandpaden, plantsoenen en tuinen.
Op welke planten vliegen zandbijen?
Zandbijen vliegen op honderden plantensoorten. Sommige zijn gespecialiseerd op één of enkele soorten, andere vliegen op vrijwel alles wat bloeit en stuifmeel en nectar produceert.
Bij een aantal planten zijn zandbijen opvallend aanwezig: onder meer op wilgen, aalbes, kruisbes en paardenbloem.
Vliegtijden: zandbijen vliegen van ca. half maart tot begin september. Zie bijenkalender
 
Koekoeksbijen
Het zijn hoofdzakelijk wespbijen, die als koekoeksbijen bij zandbijen parasiteren. Als zandbijen zich ergens hebben gevestigd, kan het jaren duren voor dat wespbijen merkbaar aanwezig zijn. Als ze eenmaal zijn ontdekt, is de kans groot dat de wespbijen toenemen. Soms komen ze zo talrijk voor, dat de zandbijen daardoor tijdelijk verdwijnen, maar de wespbijen verdwijnen dan ook. Zonder zandbijen geen wespbijen.
-- Terug
Hoe krijg je zandbijen in je tuin?
Als een tuin niet al te netjes wordt onderhouden en er verschillende bloeiende planten voorkomen, is de kans groot dat zandbijen er al voorkomen. Met een steuntje in de rug kan het aantal zandbijen aanzienlijk worden uitgebreid.
Vuistregel: nestgelegenheid en drachtplanten moeten binnen een straal van 10-20 (50-100?) m, bij elkaar voorkomen .
Nesthulp
Zorg dat er op verschillende plekken in de omgeving open zandige grond aanwezig is. Dit zand mag niet te grof of te droog zijn. Speelzand, lemig zand, lichte zavel en sterk zandige klei werken goed. Bijvoorbeelden: zandbakken, zandheuvels, zandige taluds, naden van 4-15 mm breed tussen de stenen van plaveisel/bestrating opgevuld met zand. Handgevormde klinkers, kinderkopjes en keien zijn zeer geschikt voor deze bestrating. Verder kan ieder ander plaveisel worden gebruikt. Op de zandgronden zijn er daarnaast meestal wel plekjes tussen de begroeiing.
Op grotere zandige plekken mogen in beperkte mate planten groeien. De bodem moet goed open blijven voor de bijen. Als de grond te veel wordt afgesloten of te sterk doorworteld raakt, verdwijnen de bijen weer. Natuurlijke processen die de bodem openhouden ontbreken gewoonlijk in tuinen. Met enig beleid moet begroeiing die, het maken van nesten verhindert geregeld worden verwijderd. Daarbij mag alleen de bovenste laag (2-4 cm ) worden verstoord.
Drachtplanten
Drachtplanten voor kleine (30-100 m2) en middelgrote tuinen (100-300 m2) zijn: boswilg, geoorde wilg, kruipwilg, aalbes, kruisbes, ooievaarsbekken, gewone ereprijs, Spaanse aak, een- en/of tweestijlige meidoorn, kerspruim, pruim, sleedoorn. In een gazon of een grasveldje: vooral paardenbloem. Die wordt echter dominant in het gazon, maar kan door diep uitsteken na de bloei redelijk onder controle worden gehouden. Verder gewoon biggenkruid, gewoon duizendblad, gewone berenklauwen scherpe boterbloem.
Beheer: Voor alle wilde bijen geldt een bepaalde vorm vegetatiebeheer en landschapsbeheer. Vegetatiebeheer zorgt voor een grote verscheidenheid aan stuifmeel en nectarproducerende plantensoorten. Bij landschapsbeheer let men , ideaal gezien, ook op de nestgelegenheid voor wilde bijen. Omdat zandbijen in de grond nestelen, moeten er voldoende open plekken zijn, waarin de zandbijen hun nest kunnen graven.
Terug